Slokdarmkanker is slecht te behandelen. Onderzoekers van Amsterdam UMC hebben ontdekt hoe het komt dat de tumorcellen bestand zijn tegen de gangbare therapieën. Ze publiceren er 21 januari over in het wetenschappelijke topblad PNAS.

Voor mensen die te horen krijgen dat ze slokdarmkanker hebben, zijn de vooruitzichten vaak somber. Dat komt omdat de ziekte doorgaans pas laat ontdekt wordt. Ongeveer de helft van de mensen met slokdarmkanker komt in aanmerking voor een behandeling die gericht is op genezing. Dat is een combinatie van chemotherapie en bestraling (chemoradiatie), gevolgd door een operatie om de tumor te verwijderen. Na vijf jaar is minder dan 50 procent van deze groep nog in leven.

Onderzoekers van het Laboratorium voor Experimentele Oncologie en Radiobiologie, onder leiding van dr. Maarten Bijlsma, en de afdeling Medische Oncologie (prof. Hanneke van Laarhoven) – onderdeel van het Cancer Centrum Amsterdam – proberen te begrijpen waarom de behandeling bij bepaalde patiënten zo slecht aanslaat. Zij keken niet naar de tumorcellen zelf, maar naar de cellen in de omgeving van de slokdarmtumor. Dat leverde een nieuw inzicht op. Vijf vragen aan Maarten Bijlsma, laatste auteur van de publicatie in PNAS.

Waarom is slokdarmkanker zo moeilijk te behandelen?

“Slokdarmkankercellen kunnen de huidige beschikbare behandelingen goed weerstaan, ze reageren er niet of nauwelijks op. Deze zogenaamde resistentie kan tijdens de behandeling optreden, maar ook al aanwezig zijn nog voordat er gestart wordt met een therapie.”

Wat hebben jullie gevonden?

“In ons artikel in PNAS laten we zien dat de steuncellen, fibroblasten, die in slokdarmkanker-weefsel de tumorcellen omringen, deze tumorcellen beschermen tegen behandeling. Als de fibroblasten afwezig zijn, werkt de therapie wél.”

Hoe zorgen die steuncellen ervoor dat de kankercellen resistent zijn tegen de gangbare behandelingen?

“Dat is een belangrijk punt, en hetgeen onze studie echt vernieuwend maakt. We hebben gevonden dat deze fibroblasten een eiwit uitscheiden dat normaal betrokken is bij ontsteking: interleukine 6. Dit eiwit wordt door de tumorcellen waargenomen, waardoor zij een gedaantewisseling ondergaan. Ze worden langgerekter (mesenchymaal), resistent tegen alle behandelingen die momenteel beschikbaar zijn voor deze ziekte, en zijn beter in staat om uit te zaaien. Allemaal onwenselijke veranderingen die mogelijk verklaren waarom de behandeling bij sommige patiënten niet aanslaat.”

Wat betekent dat voor patiënten met slokdarmkanker?

“Dit betekent dat het belangrijk is om te bepalen bij wie deze fibroblasten aanwezig zijn, en voor deze patiënten de behandeling aan te passen. We hebben een bloedmarker ontwikkeld die dit mogelijk kan maken.”

Zijn er al medicijnen die bruikbaar zijn als therapie? Wanneer zijn die dan beschikbaar?

“Er zijn al goedgekeurde middelen tegen interleukine-6-signalering, maar deze zijn nog niet in gebruik tegen slokdarmkankercellen. We zijn in gesprek met farmaceutische bedrijven om een dergelijke toepassing te gaan testen in een klinische studie.”

Foto: Science Photo Library/Hollandse Hoogte