De ontlasting van patiënten met covid-19 bevat vaak nog virusdeeltjes nadat neus, keel of luchtwegen vrij zijn van het coronavirus. Onderzoekers van Amsterdam UMC komen tot deze conclusie en willen hiermee aandacht vragen voor meer onderzoek naar de mogelijke besmetting via de ontlasting. Het onderzoek is vandaag gepubliceerd in het tijdschrift Alimentary Pharmacology & Therapeutics.

Er zijn inmiddels meerdere internationale wetenschappelijke rapporten verschenen over de aanwezigheid van het coronavirus in de ontlasting. Ook meldt het RIVM regelmatig uitslagen van resten van het coronavirus in ons rioolwater.

Langer besmettelijk?
Onderzoekers analyseerden 95 studies naar het coronavirus in de ontlasting van in totaal 2149 patiënten. Bijna de helft hiervan blijkt virusdeeltjes in de ontlasting te hebben. Het virus is, zo blijkt uit de analyse, tot maximaal zeventig dagen na aanvang van de klachten aanwezig. Het virus is gemiddeld twee weken langer, met een maximum van 33 dagen, aanwezig in de ontlasting nadat het is verdwenen uit neus, keel of luchtwegen. De langere aanwezigheid van het virus in de ontlasting kan gevolgen hebben voor het te volgen beleid rond de patiënt.
MDL-arts Nanne de Boer: “We onderzochten de aanwezigheid van het coronavirus in ontlasting (feces). Dat zegt nog niets over de activiteit of kans op overdracht van het virus. Maar omdat het wel aanwezig is, kan ik niet uitsluiten dat het mogelijk is dat virusoverdracht via ontlasting mogelijk is. En zelfs over een langere periode, omdat het langer aanwezig is in de ontlasting dan in neus, keel of luchtwegen. Het is belangrijk dat er meer onderzoek gedaan wordt naar deze eventuele besmettingsroute. Dit zou dan namelijk invloed kunnen hebben op het besluit wanneer een patiënt te ontslaan uit het ziekenhuis en op de duur van (thuis)isolatie, maar ook op kijkonderzoek in de darm (endoscopie) en onderzoek/testen met poepmonsters.”

Extra besmettingen
Verschillende onderzoeken bevestigen virale uitscheiding via feces en de mogelijkheid van virusoverdracht. Zijn er ook al gevallen bekend waar dit tot extra besmettingen heeft geleid? Mede-auteurs van het artikel Berrie Meijer (MDL-arts in opleiding) en student Amar van Doorn concluderen: “Er zijn geen harde aanwijzingen voor dergelijke besmettingen op dit moment, maar goede studies ontbreken. En omdat er geen goed bewijs is, moeten we deze besmettingsroute nu niet uitsluiten.”

Het onderzoek is vandaag gepubliceerd in het tijdschrift Alimentary Pharmacology & Therapeutics.

Tekst: Jan Spee