Overzicht van de promotie, oraties, symposia en bijeenkomsten van Amsterdam UMC, locatie AMC.

04/06
Promotie
Voorspellers voor astma
Hanneke Coumou: ‘Diagnostic en Prognostic Markers in Adult-Onset Asthma’
Coumou heeft onderzoek gedaan naar diagnostische en prognostische biomarkers voor astma die op volwassen leeftijd ontstaat. Ze toonde aan dat één enkele bloedmeting van een bepaald type afweercellen, de eosinofielen, voldoende is om persistente bloed eosinofilie te diagnosticeren. Daarnaast vond ze dat het mogelijk is om met verschillende type-2 ontstekingsmerkers een prognose te stellen. Deze ‘voorspellers’ geven nieuwe inzichten in het ziektebeloop van astma met implicaties voor de dagelijkse praktijk.
Promotores: prof. dr. P.J. Sterk en prof. dr. E.H.D. Bel
Copromotor: dr. M. Amelink
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 10.00 uur

05/06
Promotie
Fysiotherapie op de intensive care
Juultje Sommers: ‘Physical therapy for patients in the Intensive Care Unit’
Het is mogelijk en nuttig om patiënten die op de Intensive Care (IC) liggen al tijdens hun opname fysiotherapie te geven, zodat zij minder spierkracht verliezen en beter revalideren. Patiënten die langdurig op de IC gelegen hebben, ondervinden nog jarenlang hinder van allerlei klachten. Het gaat om psychische gevolgen maar ook lichamelijke klachten zoals minder spierkracht en weinig uithoudingsvermogen.
Voor deze patiënten is het belangrijk om zo vroeg mogelijk te beginnen met revalidatie, zelfs als ze nog op de IC liggen. Sommers ontwikkelde een richtlijn waarin patiënten al op de IC op een veilige en onderbouwde manier kunnen beginnen met fysiotherapie. Ook stelde de onderzoeker een set aan meetinstrumenten samen, waardoor het lichamelijk functioneren al vanaf de opname op de IC in kaart gebracht kan worden.
Speciaal voor de ernstig verzwakte patiënten op de IC, ontwikkelde de onderzoekster een loopband die de patiënt ondersteunt, onder andere door een parachutetuig met katrollen. Zo is het mogelijk om ook deze ernstig verzwakte patiënten al vroegtijdig te laten starten met lopen.
In haar onderzoek deed Sommers kennis op over de fysieke reactie op inspanning bij IC-patiënten. Die is namelijk anders dan bij gezonde mensen. Deze kennis kan er in de toekomst toe leiden dat meer patiënten een training op maat krijgen. Het onderzoek van Sommers is een belangrijke stap om deze mensen zo goed mogelijk fysiotherapie aan te bieden.
Promotores:
Prof.dr.F. Nollet en prof.dr. R.H.H. Engelbert
Copromotores:
dr. M. van der Schaaf en dr. J. Horn
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 10.00 uur

05/06
Promotie
Follow-up van veel te vroeg geboren kinderen.
Sarit van Veen: ‘Very preterm children at early school age: studies into assessment, development and Support’.
Van Veen deed onderzoek naar de follow-up van ernstig te vroeg geboren kinderen. Twee kwesties staan bij neonatologen ter discussie: het al dan niet corrigeren van de leeftijd voor de vroeggeboorte van deze kinderen en het effect van meertaligheid bij vroeggeborenen op hun ontwikkeling.
Meertaligheid wordt bij kinderen die op tijd zijn geboren vaak geassocieerd met betere cognitieve ontwikkeling. Uit Van Veens onderzoek blijkt dat twee- en vijfjarige te vroeggeborenen die meertalig worden opgevoed juist lager scoren op het cognitieve vlak. Hoe dit precies kan is nog niet duidelijk. Een hypothese is dat de meertaligheid (te) veel vraagt van de cognitieve capaciteiten van deze kinderen. Op vijfjarige leeftijd was het Verbaal IQ lager van meertalige, te vroeg geboren kinderen. Bij een IQ-test, waarvan het Verbaal IQ een onderdeel is, levert dit ook een lagere Totaal IQ op. De onderzoekster stelt dat het belangrijk is om rekening te houden met de thuistalen bij de interpretatie van uitkomsten, te meer omdat deze testen altijd in het Nederlands worden afgenomen.
Het tweede probleem is dat bij het interpreteren van uitkomsten de keuze bestaat om bij te vroeg geboren kinderen uit te gaan van de daadwerkelijke (kalender)leeftijd van het kind of de gecorrigeerde leeftijd. Wanneer er wordt uitgegaan van de gecorrigeerde leeftijd berekent de onderzoeker de leeftijd van het kind als het geboren zou zijn na 40 weken zwangerschap. Het onderzoek laat zien dat IQ-scores van vijfjarige te vroeg geboren kinderen op basis van de gecorrigeerde leeftijd hoger zijn dan op basis van de kalenderleeftijd.
Welke scores je gebruikt, hangt af van waarvoor je de scores wil gebruiken. Het advies van Van Veen luidt: altijd beide scores berekenen. Gebruik de gecorrigeerde scores voor wetenschappelijk onderzoek, om te voorkomen dat er bias ontstaat. Voor klinische doeleinden is het per individuele situatie belangrijk dat de arts kijkt welke score het beste helpt om het kind zo veel mogelijk te ondersteunen bij z’n hulpbehoefte.
Promotores:
prof. dr. A.H.L.C. van Kaam en prof. dr. J. Oosterlaan
Copromotores:
 dr. A.G. Leemhuis en dr. C.S.H. Aarnoudse-Moens                               
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 12.00 uur

06/06
Promotie
Betere bestraling baarmoederhalskanker
Laura van Heerden: ‘Multi-modality radiotherapy in cervical cancer, Impact on the 3D dose distribution’.
Baarmoederhalskanker is wereldwijd de vierde meest voorkomende vorm van kanker. In Nederland staat de ziekte op de zesde plaats met jaarlijks 846 nieuwe gevallen. De behandeling hiervan bestaat uit een combinatie van radiotherapie en chemotherapie. Uitwendige radiotherapie wordt gecombineerd met een extra dosis met brachytherapie op de tumor, waarbij de tumor ínwendig wordt bestraald.
Deze therapie wordt gedaan met hulp van MRI om met dat beeld de dosis optimaal over de tumor te verdelen. Onzekerheden over bestraling kunnen leiden tot een lagere tumor dosis en tot complicaties in het gezonde weefsel.
Van Heerden heeft twee oorzaken van onzekerheid onderzocht: vervormingen op de MRI-beelden en het optellen van de totale dosis van zowel uitwendige radiotherapie als brachytherapie. Het gebruik van krachtigere MRI scanners kan leiden tot een beter behandelingsplan van de brachytherapie. Het nadeel is dat een krachtiger scanner het beeld kan vervormen. Van Heerden concludeert in haar onderzoek dat het geen probleem is krachtige MRI-scanners te gebruiken om de brachytherapie te scannen.
Promotor:
prof. dr. C.R.N. Rasch
Copromotores: dr. B.R. Pieters en dr. A. Bel
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 12.00 uur

06/06
Oratie
Als je dromen je niet bang maken, zijn ze niet groot genoeg
Ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar Algemene Urologie houdt prof. Harrie Beerlage zijn oratie, getiteld ‘Als je dromen je niet bang maken, zijn ze niet groot genoeg’.
Beerlage spreekt in zijn rede over visie, verandering en samenwerking.


Visie is nodig om te weten waar je naar toe wilt. Maar om te komen waar je wilt zijn, is verandering nodig. Verandering gaat niet vanzelf, kan weerstand oproepen en zelfs mensen bang maken. Maar verandering moet wél, zeker in de geneeskunde. We weten veel en kunnen veel, maar behandelingen zijn vaak erg ingrijpend. Iedereen wil beter worden maar niemand wil een ingrijpende behandeling die ten koste gaat van veel kwaliteit van leven, zoals chemotherapie of een operatie, als dat niet zou hoeven.
Op termijn zijn operaties niet meer nodig of in ieder geval veel minder ingrijpend dan nu. In de urologie is hier al veel vooruitgang geboekt, vrijwel alle behandelingen gebeuren tegenwoordig minimaal invasief, of zelfs helemaal niet invasief zoals de niersteenvergruizer. De afdeling Urologie van Amsterdam UMC zal steeds meer nieuwe niet-invasieve therapieën ontwikkelen. Beerlage verwacht dat over 10 à 15 jaar geen operaties meer nodig zijn voor prostaat- en blaaskanker.
Om de technologie hiervoor te ontwikkelen werkt Beerlage intensief samenwerken met de afdeling biomedische technologie in Amsterdam UMC en met de Technische Universiteit Eindhoven om Artificial intelligence en neural networks te onderzoeken. De fusie tussen AMC en VUmc vergroot de mogelijkheden om de nieuwe methoden in te voeren. Ook zoekt Beerlage samenwerking met het Nederlands Kanker Instituut/AVL en de andere ziekenhuizen in de Amsterdamse regio.
Plaats en tijd:
Aula, 16.00 uur.

07/06
Promotie
Palliatieve zorg bij neurologische aandoeningen
Antje Seeber: ‘Palliative care in chronic progressive neurological disease’.
Er zijn meer kennis en vaardigheden nodig over palliatieve zorg in het algemeen en op het gebied van diverse neurologische aandoeningen. Het gaat hier over de communicatie van slecht nieuws, evaluatie van de zorgbehoeften van patiënt en mantelzorger en het te volgen behandelbeleid, inclusief wensen voor de laatste levensfase. De zorgbehoefte van neurologische patiënten die vaak vroeg in hun langdurige ziektebeloop te maken krijgen met cognitieve beperkingen is complex en daarmee ook een uitdaging voor de behandelaars.
Dit stelt Seeber in haar proefschrift waarin ze heeft onderzocht welk moment in het beloop van chronisch progressieve neurologische aandoeningen geschikt is om met de palliatieve zorg te beginnen. De logische vervolgvraag is hoe die zorg voor deze groep patiënten eruit moet zien. Ze stelt dat palliatieve zorg nog steeds als zorg in de laatste levensfase wordt beschouwd. Ze stelt dat palliatieve zorgaspecten al vanaf het moment dat een patient de diagnose ‘chronisch progressieve neurologische aandoening’ wordt gesteld, geïntegreerd moeten worden in de (para)medische begeleiding van patiënten.
Promotores: prof. dr. D.L. Willems en prof. dr. M. de Visser
Copromotor: prof. A.J. Pols
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 10 uur.

07-06
Promotie
Betere behandeling baarmoederhalskanker

Peter de Boer: ‘Reducing small bowel toxicity in locally advanced cervical cancer treatment’.
De Boer heeft gezocht naar oplossingen om de resultaten van de bestralingsbehandeling bij vrouwen met baarmoederhalskanker te verbeteren. Hij keek naar technieken om bijwerkingen aan de dunne darm te verminderen. Hij stelt hierbij voor om alleen het zieke gedeelte van de baarmoeder te bestralen zodat de straling in de omliggende dunne darm lager wordt. Dat gebeurt nu standaard nog wel. De MRI speelt hierbij een centrale rol omdat alleen hierop is te zien hoever de tumor in het omliggende weefsel groeit.
Verder vergeleek hij een van nieuwe vorm van bestraling, namelijk protontherapie, met (traditionele) fotontherapie waarbij hij de potentiële voordelen van protonentherapie in kaart bracht. Ook onderzocht hij de voordelen van het gebruik van een apparaat waarbij een bestralingsapparaat met een MRI wordt gecombineerd.
Promotores:
prof. dr. C.R.N. Rasch en prof. dr. L.J.A. Stalpers
Copromotor: dr. A. Bel
Plaats en tijd: Aula, 11 uur.

07/06
Promotie
Leefstijlprogramma voor obese vrouwen met een kinderwens
Vincent Wekker: ’Obesity and Associated Reproductive Conditions in Women – Windows to improve future health’
Vrouwen met obesitas en een verminderde vruchtbaarheid kunnen hun gezondheid verbeteren met een speciaal leefstijlprogramma van zes maanden, dat zij volgen vóórdat ze zwanger zijn. De vrouwen die dit programma volgen, vallen wat af, krijgen een kleinere heup- en middelomtrek, een lagere bloeddruk en een betere insulinegevoeligheid. Daarnaast kijgen de vrouwen ook een betere fysieke kwaliteit van leven dan de controlegroep. Dit concludeert Wekker in zijn proefschrift over het effect van een preconceptioneel leefstijlprogramma op de gezondheid van vrouwen met obesitas en subfertiliteit.
Wekker zag ook dat het programma vijf jaar ná de interventie niet leidde tot een betere mentale gezondheid. Wel rapporteerden vrouwen een betere seksuele functie. De positieve effecten op hart en bloedvaten waren na zes jaar alleen nog aan te tonen bij vrouwen die op korte termijn waren afgevallen tot onder een BMI van 29, of met meer dan 5 procent.
Er zijn steeds meer vrouwen met obesitas en een daarmee geassocieerde verminderde vruchtbaarheid. Deze vrouwen hebben meer kans op met obesitas geassocieerde ziekten en vroegere sterfte. Wekker pleit ervoor de kinderwens van deze vrouwen aan te grijpen om ze te informeren over de effecten van obesitas op de zwangerschap en hun eigen gezondheid.
Promotores: prof. dr. T.J. Roseboom en prof. dr. J.A.M van der Post
Copromotor: dr. M. Amelink
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 14.00 uur

11/06
Promotie
Telezorg verbeteren door ervaring verpleegkundigen
Annemarie van Hout: ‘Understanding telecare construction work. An ethnography of nursing practices’.
Door het gebruik van technologie (telezorg) verandert die zorg. Tegelijkertijd bedenken de gebruikers van telezorg, zoals verpleegkundigen en patiënten, nieuwe mogelijkheden voor deze technologie. Dit maakt de dagelijkse telezorgpraktijk een soort bouwplaats, waar verpleegkundigen en patiënten werken aan goede zorg.
Van Hout bestudeerde veranderingen die optreden in de dagelijkse praktijk als verpleegkundigen technologie gebruiken om zorg op afstand te bieden. In haar proefschrift beschrijft ze hoe deze veranderingen ontstaan en hoe verpleegkundigen daarmee omgaan. Ook gaat ze in op de wijze waarop verpleegkundigen hun telezorgpraktijken kunnen verbeteren en hoe onderzoekers daaraan kunnen bijdragen.
Verpleegkundigen leren van het gebruik van technologie en van de veranderingen die in de zorg optreden. Deze lessen hebben de neiging om in de praktijk te blijven hangen waarin ze worden geleerd. Andere verpleegkundigen moeten het wiel daarom opnieuw uitvinden. Bovendien wordt bij het maken van beleid geen rekening gehouden met onverwachte veranderingen. Dit onderzoek kan de basis vormen voor het breder verspreiden van geleerde lessen en voor het maken van beleid.
Promotores:
prof. dr. A.J. Pols en prof. dr. D.L. Willems
Copromotor: dr. Ir. M. Hettinga
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 14.00 uur

12-06
Promotie
Waarom het aflezen van DNA soms ontspoort
Tessy Korthout: ‘Decrypting chromatin states: DNA barcoding technologies to study chromatin interactions’.
Het lichaam van mensen en dieren is opgebouwd uit miljarden cellen. Deze cellen zijn verschillend van elkaar en hebben elk een aparte functie. Een voorbeeld hiervan is het verschil tussen een rode bloedcel en een huidcel; rode bloedcellen zijn rond zodat ze door aderen kunnen stromen terwijl huidcellen juist vierkant en plat zijn zodat ze een elastische huid kunnen vormen.
Alle cellen van het lichaam bevatten hetzelfde DNA: een code met de volledige informatie die nodig is om het lichaam op te bouwen en te onderhouden. Hoe kan het dat de cellen in een lichaam zo verschillen, hoewel ze hetzelfde DNA hebben?
De verklaring is dat in elke cel een ander gedeelte van het DNA gebruikt wordt. De DNA-code bevat informatie voor het maken van alle eiwitten in de cel. Een stukje DNA dat codeert voor één specifiek eiwit heet een gen. Een gen wordt gelezen door het DNA te kopiëren in RNA zodat er een eiwit van gemaakt kan worden. Omdat niet alle eiwitten in de DNA-code op elk moment nodig zijn, leest elke cel maar een klein gedeelte van alle genen.
Het mechanisme dat dit reguleert noemen we epigenetica: processen waarbij de functie van het DNA verandert (bijvoorbeeld door voeding, roken en bewegen), terwijl de code hetzelfde blijft. Dit mechanisme is belangrijk voor het functioneren van cellen (en dus lichamen). Bij veel ziektes, waaronder kanker, gaan epigenetische processen mis waardoor de cellen verkeerde delen van het DNA gebruiken.
Omdat het essentieel is voor de cel dat de juiste genen op het juiste moment ‘aan’ staan, zijn epigenetische processen uitgebreid onderzocht. Deze studies hebben eiwitten ontdekt die een rol spelen in epigenetica, maar we beginnen pas net te begrijpen hoe al deze eiwitten samenwerken om genen te reguleren. Korthout heeft deze eiwitten verder onderzocht om hun functie te begrijpen, Ze heeft nieuwe technieken ontwikkeld in bakkersgist om meerdere eiwitten tegelijk te bekijken.
Promotor: prof. dr. M.M.S. van Lohuizen
Copromotor: dr. F. van Leeuwen
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 12.00 uur

12-06
Promotie
Optimalisatie kwaliteit bloedproducten
Ido Bontekoe: ‘Optimization of Blood Component Preparation: Processing and Donor Influence’,
Transfusie van bloedproducten is een therapie waarmee vele levens worden gered, mede doordat de kwaliteit van bloedproducten een hoog niveau heeft. Transfusie kan echter ook negatief uitpakken voor de ziekte of bij hoge uitzondering patiënten fataal worden. In de laatste decennia hebben ziekenhuizen maatregelen genomen om bloedtransfusie efficiënter te maken en het gebruik van bloed te verminderen.
Bij de bloedbanken is onderzoek gedaan om bloedproducten beter te bewaren en het verschil tussen verse en bewaarde producten te verminderen. Een constante productkwaliteit is een nieuwe ‘eis’, omdat bloed bestemd voor transfusie steeds meer als medicijn wordt gezien, waaraan dezelfde eisen worden gesteld als aan medicijnen van de farmaceutische industrie.
Methoden en technieken om de hoge kwaliteit van de bloedcomponenten te garanderen en te verbeteren zijn bijvoorbeeld donorselectie. Verder is er aandacht voor productiemethoden waarbij zo min mogelijk schade aan cellen en eiwitten ontstaat. Tijdens het maken van de bloedproducten wordt de temperatuur goed in de gaten houden. De kwaliteit van bloedtransfusie wordt tevens verbeterd wanneer de ontvangers worden blootgesteld aan bloedcomponenten afkomstig van een minimum aantal donors.
Het belangrijkste doel van de studies die in dit proefschrift zijn beschreven, is om de kwaliteit van rode bloedcel (erytrocyten) en bloedplaatjes (trombocyten) producten bestemd voor transfusie, te verbeteren en te optimaliseren.
Promotor: prof. dr. A.J. Verhoeven
Copromotores: dr. D. de Korte en dr. P.F. van der Meer
Plaats en tijd: Aula 13.00 uur

12-06
Promotie

Sluiten van opening in scheidingswand hartkamers
Martina Nassif: ‘The Impact of Percutaneous Interatrial Shunt Closure’.
De linker- en rechterkamers van een hart zijn van elkaar gescheiden door een wand. Het zuurstofarme en zuurstofrijk bloed komen zo niet met elkaar in aanraking. Bij de aangeboren hartafwijkingen atriumseptumdefect (ASD) en patent foramina ovale (PFO) zit er een opening in de scheidingswand.
Dit soort defecten kunnen verholpen worden door de opening dicht te maken met een percutane sluiting, een ingreep waarbij een cardioloog een uitvouwbaar parapluutje via een slagader in de lies inbrengt en deze opschuift naar het hart om daar de opening te sluiten.
Nassif onderzocht verschillende effecten van deze ingreep bij volwassenen met ASD en ontdekte dat bij sommige patiënten met een bepaald type ASD (secundum atriumseptumdefect) astma-achtige klachten optreden. Ook zag zij dat bij patiënten met ASD vaak bronchiale hyperreactiviteit voorkomt.
Ook heeft een percutane sluiting geen effect op de longmedicatie voor de patiënt. En hun hart- en longfunctie moeten levenslang in de gaten gehouden worden.
Nassif schrijft in haar proefschrift dat mensen met een defect aan de scheidingswand tussen de hartkamers soms bij een arts komen met astma-achtige klachten en dan medicatie voor hun longen krijgen voorgeschreven. Artsen moeten er volgens de promovenda op bedacht zijn dat deze mensen mogelijk een ASD hebben.
Promotores: prof. dr. R.J. de Winter en prof. dr. B.J.M. Mulder
Copromotores: prof. dr. J.G.P. Tijssen en dr. B.J. Bouma
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 14.00 uur

12-06
Oratie
Healthy Migrant Healthy Society

Ter gelegenheid van zijn benoeming tot hoogleraar Migration and Health from a global perspective houdt prof. Charles Agyemang zijn oratie, getiteld ‘Healthy Migrants Healthy Society’.

Europa is etnisch divers vanwege de internationale migratie. Demografen schatten dat ongeveer 10 procent van de Europese bevolking uit migranten bestaat. In sommige stedelijke centra, zoals Amsterdam, kan dit percentage oplopen tot 30.
Migratie is een tweesnijdend zwaard, stelt Agyemang. Aan de ene kant heeft migratie veel positieve aspecten, omdat de verhuizingen de sociaaleconomische omstandigheden van migranten verbetert. Migratie biedt een vangnet tegen vervolging en geweld. En de nieuwkomers leveren een enorme sociale en economische bijdrage aan zowel het land van bestemming als het land van herkomst.
Anderzijds blijven migranten in veel opzichten kwetsbaar, met name wat betreft hun slechte gezondheid. Gezonde migranten zijn van belang. Zowel voor de landen waar ze heen trekken als de landen waar ze vandaan komen vanwege de enorme bijdrage die zij over en weer leveren. Helaas is de gezondheid van migranten nog steeds niet goed onderzocht.
In Europa is de laatste decennia vooruitgang geboekt, met name bij het bepalen van de gezondheidslast onder de migranten. Er zijn echter nog veel uitdagingen, waaronder de ontwikkeling van realistische en haalbare oplossingen voor de chronische niet-overdraagbare ziekten, zoals suikerziekte, overgewicht en problemen met hart en bloedvaten. Het aanpakken van dit vraagstuk is van cruciaal belang om de gezondheid van migranten in Europa te verbeteren en in stand te houden.
Voorafgaand aan de oratie is in de Singelkerk, vlak bij de Aula, het congres Challenges and Realistic Solutions to Migrant Health Burden in Europe georganiseerd door Amsterdam Public Health, waarin Amsterdam UMC, UvA en VU samenwerken.
Plaats en tijd: Aula 16.00 uur

13-06
Promotie
Patiënten met hartziekte vaker naar leefstijlprogramma
Madelon Minneboo: ‘Less is more in lifestyle-related risk factor management in secondary prevention of coronary artery disease’.
Het is zinvol om patiënten met hart- en vaatziekten te verwijzen naar leefstijlprogramma’s. Dit concludeert Minneboo in haar proefschrift over de zogenoemde secundaire preventie van hart- en vaatziekten. Dat slaat op patiënten die al eerder een dergelijke ziekte hebben doorgemaakt, primaire preventie is het voorkomen dat mensen überhaupt problemen krijgen met hart en vaten. Minneboo concludeert dat het is niet al te best gesteld met secondaire preventie in Nederland.
Vaak krijgen patiënten die een hart- of vaatziekte hebben medicijnen om verdere problemen te voorkomen. Minneboo wilde weten hoe het is gesteld om deze groep mensen te verwijzen naar programma’s om de leefstijl te verbeteren, niet roken, gezonder eten en meer bewegen. Ze heeft vooral gekeken naar programma’s die in buurten en wijken worden aangeboden.
Ze stelt in haar onderzoek bij vijftien ziekenhuizen waaraan 824 patiënten hebben meegedaan, dat er veel ruimte is voor verbetering. Er kunnen dus meer patiënten geholpen worden dan nu. Ze plaatst de kanttekening dat deze interventie van “community-based” leefstijlprogramma’s niet helpt voor alle patiënten.
Promotores: prof. dr. R.J.G. Peters en prof. dr. W.J.M. Scholte op Reimer
Copromotores: dr. S.M. Boekholdt en dr. H.T. Jørstad
Plaats en tijd: Agnietenkapel 10.00 uur

13-06
Promotie
De uitkomst van een dotterhandeling verbeteren
Nicola Vos: ‘Remaining challenges in the treatment of ST-elevation myocardial infarction. Exploring strategies to further improve outcome after primary PCI’.
De zorg aan en behandeling van patiënten met een acuut hartinfarct nog vóórdat zij het ziekenhuis bereiken (de prehospitale zorg), voldoet in Nederland aan de gestelde richtlijnen. Wel behoeft de optimale timing en samenstelling van bloedverdunners meer onderzoek. Dit concludeert Vos in haar proefschrift waarin ze de prehospitale zorg in Nederland met bijbehorende medicijnen evalueert.
De mortaliteit en morbiditeit van een acuut hartinfarct zijn aanzienlijk, ondanks jarenlange verbeteringen in prehospitale zorg en met name tijdens de dotterbehandeling. De huidige behandeling met medicijn-afgevende stents heeft veel voordelen, maar ook nog steeds enkele nadelen.
Vos gaat in haar proefschrift in op drie alternatieve interventie strategieën die zich richten op de tekortkomingen van de huidige dotterbehandeling bij acute hartinfarcten. Voor het merendeel van de patiënten is de medicijn-afgevende stent de beste behandeltechniek, zo schrijft Vos. Maar in sommige gevallen kunnen artsen bij een geselecteerde groep patiënten kiezen voor een medicijn-afgevende ballon of een zelf-ontplooiende stent.
In principe krijgen alle patiënten met een acuut hartinfarct een dotterbehandeling met een medicijn-afgevende stent. Mogelijk maken artsen in de toekomst meer geïndividualiseerde behandelkeuzes en kunnen zij in specifieke gevallen uitwijken naar andere dotterstrategie. Welke patiënten in aanmerkingen komen voor welke strategie, moet nader onderzocht worden.
Promotor: prof. dr. R.J. de Winter
Copromotores: dr. G. Amoroso en dr. M.A. Vink
Plaats en tijd: Agnietenkapel 12.00 uur

13-06
Promotie
Minder antibioticumgebruik in ziekenhuizen
Marlot Kallen: ‘Antibiotic Stewardship. Measuring and Improving antibiotic use in hospitals’.
Een interventie, uitgevoerd in 21 Nederlandse ziekenhuizen, om het antibioticagebruik gestructureerd te meten en te verbeteren, is (kosten) effectief. De interventie verminderde de opnameduur en de tijd dat patiënten antibiotica slikken. Dit staat in het onderzoek van Kallen over programma’s om het gebruik van antibioticum in de zorg terug te dringen.
Kallen bepleit daarom dergelijke antibiotica programma’s in de Nederlandse ziekenhuizen in te voeren omdat ze potentieel de opname- en antibioticaduur verminderen. Dit bespaart zorgkosten en vermindert tevens de antibiotica resistentie.
De opkomst van antibioticaresistentie is een van de grootste actuele bedreigingen voor de gezondheid van de mens. Dit probleem wordt verder versterkt omdat er steeds minder nieuwe antibiotica ontwikkeld worden. Deskundigen vrezen hierdoor zelfs dat er een tijdperk komt waarin er geen antibioticum beschikbaar zal zijn.
We moeten daarom zuinig omgaan met de bestaande antibiotica. Om dit zo goed mogelijk te regelen, zijn er in de afgelopen jaren, wereldwijd, in ziekenhuizen zogenoemde ‘Antibiotic Stewardship Programs’ (ASPs) geïntroduceerd. Het doel hiervan is om het antibioticagebruik continu te bewaken en waar mogelijk te verbeteren. Dit pakt positief uit voor de patiënten en voorkomt ongunstige neveneffecten, zoals antibiotica resistentie.
Vanaf 2014 is elk Nederlands ziekenhuis verplicht om een antibiotic stewardship team (“A-team”) aan te stellen. Het A-team houdt lokaal toezicht op het antibioticagebruik en initieert en begeleidt verbeterprojecten. Het opzetten en effectief laten werken van een ASP is in de praktijk ingewikkeld en vergt specialistische kennis, tijd en geld. Stewardship-activiteit varieert dan ook aanzienlijk tussen ziekenhuizen. De vraag blijft bestaan wat de meest (kosten)effectieve methode is om (de kwaliteit van) antibioticagebruik in een ziekenhuis te meten en te verbeteren.
Promotores: prof. dr. J.M. Prins en prof. dr. M.E.J.L. Hulscher
Plaats en tijd: Agnietenkapel 14.00 uur

14-06
Promotie
De beste behandeling bij galwegkanker
Eva Roos: ‘A Translational Approach Towards Perihilar Cholangiocarcinoma’.
Door verbeterde diagnostiek kan sneller een onderscheid worden gemaakt tussen een goedaardige galziekte en kwaadaardige galwegkanker – twee ziektes die veel op elkaar lijken. Bij patiënten die daadwerkelijk galwegkanker hebben en die een zogenaamde galwegdrainage moeten ondergaan, is het vervolgens beter om deze uit te voeren via de mond, in plaats van via de buikwand. Dat zijn de belangrijkste conclusies uit het promotieonderzoek van Roos.
Galwegkanker is een zeldzame vorm van kanker in de galwegen van de lever. Bij de behandeling ervan doet zich een aantal problemen voor. Ten eerste is het stellen van de diagnose moeilijk, want er zijn goedaardige ziekten die lijken op dit type kanker. Ten tweede is de chirurgische ingreep om de tumor te verwijderen risicovol. Om dit risico te beperken is er vaak een drainage van de galwegen nodig als die verstopt zitten door de tumor. Dit vermindert de door de tumor en galophoping opgelopen leverschade.
Deze drainage kan op twee manieren plaatsvinden: via de mond, maag en twaalfvingerige darm of via de huid door de lever heen. Onderzoekster Roos vergeleek voor het eerst deze twee manieren van drainage, die beide al meer dan 30 jaar worden toegepast in de chirurgie. Het onderzoek kwam groot in het nieuws: de studie werd vroegtijdig gestopt omdat er meer patiënten stierven bij de methode via de huid dan met de methode via de maag. Onduidelijk is of dit direct is terug te leiden naar de drainagetechniek, of dat het ligt aan toeval in combinatie met de risicovolle operatie voor galwegkanker.
Naar aanleiding van deze studie wordt er in Nederland nu bij voorkeur de methode via de mond, maag en twaalfvingerige darm gebruikt. Wanneer dit door de anatomie van de lever niet mogelijk is, gebruiken chirurgen de andere methode via de huid en lever.
Naast deze richtlijn adviseert Roos om verder onderzoek te doen naar de diagnostiek van de goedaardige galziekten en galwegkanker, bijvoorbeeld door de verdere ontwikkeling van nieuwe geneticatesten. De eerste onderzoeken hiernaar zijn al gaande.
Promotores: prof. dr. T.M. van Gulik en prof. dr. M.J. van de Vijver
Copromotores:
dr. J. Verheij en dr. J.E. van Hooft
Plaats en tijd: Agnietenkapel 10.00 uur

14-06
Promotie
Betere operatietechnieken voor endeldarmkanker

Roel Hompes: ‘Transanal Total Mesorectal Excision: From Inception to Implementation’.
Kanker in de endeldarm, het laatste stuk darm in het lichaam, is een lastige vorm van darmkanker. Tot de jaren tachtig van de vorige eeuw was er geen behandeling mogelijk, nu is het mogelijk om het aangetaste deel van de endeldarm chirurgisch te verwijderen. Maar de techniek wordt steeds verder verfijnd.
Hompes heeft een techniek bestudeerd om het aangetaste deel van de endeldarm met een operatie via de anus te verwijderen, de zogenaamde Transanal Total Mesorectal Excision, Hij vergelijkt dit met een laparoscopische ingreep.
Promotores: prof. dr. W.A. Bemelman en prof. dr. N. Mortensen (University of Oxford)
Plaats en tijd: Agnietenkapel 12.00 uur