Sneltest zoekt boosdoener

Een patiënt heeft koorts: is het een virus of een bacterie? Het antwoord op die vraag is nu niet eenvoudig te achterhalen, maar bepaalt wel de vervolgbehandeling. Als het aan professor Taco Kuijpers ligt, kan elke arts straks snel vaststellen wie de boosdoener is achter een infectie.

Artsen die een patiënt met koorts krijgen, moeten zien uit te vissen of het om een bacteriële infectie gaat of om een virus. Gaat het om een bacterie, dan kun je namelijk antibiotica toedienen, terwijl een virus daar ongevoelig voor is. Op basis van symptomen alleen is het onderscheid echter moeilijk te maken. Daardoor ondergaan talloze patiënten ten onrechte een ziekenhuisopname, invasief lichamelijk onderzoek en antibioticabehandelingen.

Dat kan anders, schetst kinderinfectioloog-immunoloog Taco Kuijpers in een mooi vergezicht. “Straks heeft elke huisarts een dipstick waarmee hij direct kan vaststellen met wat voor koorts hij te maken heeft. Een handige bedside-test die het pluis- of niet pluis-gevoel kan onderbouwen, die helpt te beslissen of je zelf een behandeling opstart, of dat je een patiënt doorverwijst. Dat kan alleen als zo’n test specifiek genoeg werkt. Als we dat voor elkaar krijgen, hebben we een enorme stap gezet.” Nu is dat nog slechts een lonkend perspectief. Er is 17,5 miljoen euro subsidiegeld van de EU beschikbaar om dat in een tijdsbestek van vijf jaar te bereiken. Kuijpers leidt het consortium dat deze Europese PERFORM-studie gaat doen.

Hoe groot is het probleem?

“Koorts is een verzamelnaam voor allerlei problemen die zich afspelen in de kindergeneeskunde. Als kinderen koorts hebben, wordt vaak de huisarts erbij geroepen. De kans dat een huisarts een serieuze infectie kan vaststellen, is echter klein. In het ziekenhuis heeft 25 procent van de opnames met koorts te maken. Bij slechts een klein deel daarvan gaat het om een ernstige infectie die behandeld kan worden. We hebben nieuwe methoden nodig om snel en accuraat te kunnen vaststellen of de koorts door een bacteriële of virale infectie wordt veroorzaakt, en daar de behandeling op af te stemmen.”

Waarom is dat onderscheid zo moeilijk te maken?

“Met de huidige testen en onderzoeken lukt dat niet goed. Binnen het consortium onderzoeken we nieuwe technieken, op basis van het RNA-profiel. Als we op die manier sneller een onderscheid kunnen maken, zou dat een grote vooruitgang zijn. We denken aan een soort handige ‘kit’, die ook door de huisarts gebruikt kan worden. Je kunt dan veel eerder de juiste diagnose stellen en de goede behandeling inzetten.”

Het project duurt vijf jaar. Is over vijf jaar de toolkit of de ‘dipstick’ klaar?

“Dat is heel goed denkbaar. We bouwen voort op eerder onderzoek in het EUCLIDS-project. Daarin hebben we met vrijwel hetzelfde consortium als nu in de PERFORM-studie een groot cohort opgebouwd en een biobank met 16.000 samples van meer dan 4000 patiënten. Van ongeveer de helft van deze patiënten kennen we de precieze oorzaak van hun infectie. Dat is schitterend! Met al deze klinische data en bloedmonsters kunnen we de vragen van PERFORM analyseren: hoe kunnen we de diagnostiek en behandeling optimaliseren? We hopen zo nieuwe markers te krijgen die het onderscheid kunnen maken tussen een bacteriële en een virale infectie. Die gaan we vervolgens testen op een nieuwe groep patiënten om te zien of ze geschikt zijn.

Om markers te vinden, gaat u het RNA bestuderen, de vertaler van stukjes DNA.

“Bij elke afweerreactie worden immuuncellen geactiveerd. In het bloed kun je aan de hand van het RNA-profiel aflezen welke cellen dat zijn. Door naar het RNA-profiel te kijken, weet je al direct met welke soort infectie je te maken hebt, en of het een niet-infectieus ziektebeeld is. Dat maakt andere diagnostiek niet direct overbodig, maar zo’n profiel levert wel snel een bepaalde richting. Met de huidige microbiologische diagnostiek is het een extra bevestiging. Binnen het consortium willen we RNA-profielen identificeren die zeer specifiek een bepaalde ziekte kunnen aanduiden. Er zijn zo’n vijfien- tot twintigduizend profielen. Slechts een vijftigtal daarvan zal relevant zijn. Dat weten we dankzij ons voorwerk.

Nu kost het nog veel geld om op basis van transcriptie een bloedtest te maken. Daarom gaan we ook kijken naar eiwitten. Bij een bepaald RNA-profiel worden bepaalde eiwitten afgelezen. We gaan dus op zoek naar eiwitten die bij een bepaald bacterieel of viraal ziektebeeld opvallen. Daarom is de grote biobank van EUCLIDS zo belangrijk. Die kunnen we als bron gebruiken, voor zowel de transcripten als de eiwitanalyses. Als we zo’n eiwit kunnen detecteren, kan de diagnostische test veel goedkoper en makkelijker toepasbaar worden: een routineonderzoek met een dipstick.”

17,5 miljoen is veel geld…

“We zijn ook met veel partners, meer dan zeventig deelnemers in heel Europa. Koorts is een probleem dat overal speelt. Binnen het programma zal ook gekeken worden hoe in de verschillende landen de zorg geregeld is voor patiënten met koorts. Wellicht kunnen we die aan de hand van de uitkomst van de PERFORM-studie stroomlijnen.”

Dat klinkt ambitieus.

“Het klinkt waanzinnig ambitieus, het is een groots opgezet programma. We willen uiteindelijk een test aanreiken waarmee je een betere diagnose kunt stellen. Er zijn binnen Europa grote verschillen in de aanpak van koorts. In Nederland zijn we erg terughoudend met antibiotica. Dat is heel anders in de mediterrane landen. Als je weet welke achtergrond de koorts heeft, dan heb je een middel om het nu vooral cultuurbepaalde beleid bij te stellen. Daarmee kun je overbodige ziekenhuisopnames voorkomen, antibioticagebruik verminderen en antibiotica-resistentie tegengaan.”

Door Jasper Enklaar