In vijf Afrikaanse landen begint binnenkort onder zwangere vrouwen een groot onderzoek naar een nieuw malariamiddel. Hiervoor is 7 miljoen euro beschikbaar gesteld door het European Developing Countries Clinical Trials Platform (EDCTP). Het geld gaat naar een consortium waarin parasitologen van Amsterdam UMC zij aan zij werken met verschillende Afrikaanse partners.

Jaarlijks krijgen meer dan 200 miljoen mensen malaria: zij raken besmet via de beet van een mug die de malariaparasiet bij zich draagt. Vooral jonge kinderen en zwangere vrouwen worden er ernstig ziek van. Volgens de meest recente cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie overlijden wereldwijd ruim 600.000 mensen per jaar aan malaria.

En dat terwijl je de ziekte prima kunt behandelen. “Helaas treedt er steeds vaker resistentie op tegen de huidige medicijnen”, zegt parasitoloog Henk Schallig, wiens collega Petra Mens net naar Gambia is vertrokken om voorbereidingen te treffen voor de omvangrijke studie. “We zijn daarom op zoek naar nieuwe geneesmiddelen tegen malaria.”

Waarom gaan jullie juist bij zwangere vrouwen onderzoek doen?

“Het nieuwe middel dat wij gaan testen, is al geregistreerd voor gebruik, maar niet bij zwangeren. Terwijl die vaak slachtoffer zijn van de ziekte. Eerder heeft onder andere onze groep bij jonge kinderen aangetoond dat dit medicijn veilig en effectief is. Nu willen we weten of dat ook geldt voor de zwangere vrouw én haar ongeboren kind.

Onze groep gaat metingen doen die ons moeten vertellen hoe de parasiet na de behandeling uit het lichaam verdwijnt. Daarvoor heb je supergevoelige apparatuur nodig. De parasiet verstopt zich bij zwangere vrouwen namelijk in de placenta (moederkoek). Daar blokkeert hij de bloedvaten. Bij de vrouw leidt dat tot ernstige bloedarmoede en complicaties na de bevalling. En omdat ook de toevoer naar de placenta stagneert, ontstaat er een groeiachterstand bij de foetus.”

Hoe voer je dit soort onderzoek uit?

“Na de bevalling onderzoeken we de placenta. Dat kun je op twee manieren doen: door naar de parasiet zelf te zoeken of naar pigment van de parasiet dat zich tijdens de zwangerschap heeft opgehoopt. Daaraan zie je hoe actief de malariaparasiet was.

Ook kijken we naar het gewicht van het kind vlak na de geboorte en in het eerste levensjaar. Hoe ontwikkelt de baby zich? De studie duurt in totaal vijf jaar. We doen dat bewust in 5 Afrikaanse landen: Mali, Burkina Faso, de Democratische Republiek Congo, Gambia en Mozambique. Op die manier krijgen we een goede doorsnede van de belangrijkste malariagebieden.”

Malariaonderzoek door de afdeling Medische Microbiologie.
Malariaonderzoek door de afdeling Medische Microbiologie.

Onderzoek bij zwangeren, dat is ethisch gezien best lastig.

“Klopt, daarom wordt deze studie grondig getoetst door ethische commissies in de vijf deelnemende landen. Daarnaast is er de onafhankelijke Data Safety Monitoring Board, die zich richt op de veiligheid van onderzoeken en een dwingend advies kan geven. Als de tussentijdse resultaten nadelig zijn voor vrouw of kind, kan deze Monitoring Board de studie zelfs stilleggen.

Verder moeten we de gemeenschap waarbinnen we de studie uitvoeren, zorgvuldig inlichten over wat we precies gaan doen. Want we werken met placenta’s, en die zijn in bepaalde culturen heilig. Na de geboorte worden ze soms begraven. Zo’n ritueel moet je niet verstoren met je onderzoek. Daarom instrueren we vroedvrouwen wat ze de gemeenschap moeten vertellen. We hebben het namelijk al eens meegemaakt dat er geruchten rondgingen, waardoor de studie mislukte.”

Die 7 miljoen euro is niet alleen bedoeld voor onderzoek. Wat gaan jullie er nog meer mee doen?

“In alle deelnemende landen gaan we mensen trainen. Ze leren bijvoorbeeld hoe ze een klinische studie moeten uitvoeren en krijgen onderwijs in bepaalde aspecten van de neonatologie (de zorg voor pasgeboren kinderen, red.). Ook leren ze hoe ze menselijke placenta’s moeten onderzoeken. Dit zijn zaken waar vaak aan voorbij wordt gegaan in Afrika.

Door een aantal promovendi ter plekke op te leiden, hopen we bovendien dat de studenten in het land blijven, en er geen braindrain ontstaat. Zo verbeter je de onderzoeksstructuur in een land.”

Tekst: Irene van Elzakker

Foto’s: Experimentele Parasitologie