Mensen die snel opstaan vallen soms flauw, want er stroomt niet genoeg bloed naar het hoofd. De oorzaak daarvan is complex. Een nieuwe analyse van metingen bij astronauten die het AMC jaren geleden bezochten, werpt wat meer licht op dit probleem.

Het blijkt dat bij het opstaan wat van de vloeistof waarin de hersenen drijven, naar beneden zakt. Dat verlaagt de druk binnen de schedel waardoor de bloedvaten uitzetten. Het bloed kan dan makkelijker het hoofd instromen. Als dit niet goed werkt kun je eerder flauwvallen.

Deze uitkomst is mooi, zegt dr. John Karemaker, gepensioneerd maar nog steeds actief bij Amsterdam UMC, die destijds het astronautenonderzoek heeft opgezet. “Maar de oorsprong van deze vondst is eigenlijk veel interessanter.” In het wetenschappelijke tijdschrift Physiological Reports van eind februari zijn bijna twintig jaar na de eerste proeven de resultaten gepubliceerd. Waarom het zo lang duurde, heeft een droevige oorzaak.

Metingen bij astronauten 

Het onderzoek stamt uit het begin van deze eeuw. De Amerikanen stuurden toen nog talrijke astronauten de ruimte in voor kortdurende shuttle-vluchten, waarin experimenten in gewichtloosheid werden gedaan. Dat mogelijke flauwvallen speelde een rol bij de selectie van de astronauten vanwege de terugkeer naar de aarde. Ze hebben dan een periode in de ruimte geleefd zonder zwaartekracht. Tijdens de landing of vlak erna kunnen de hersenen onvoldoende bloed en zuurstof krijgen, net zoals soms bij snel opstaan na liggen.

Het AMC heeft daarom een onderzoek opgezet om vooraf te voorspellen of astronauten bij terugkeer last van deze duizeligheid kunnen krijgen. “We hadden een computergestuurde kieptafel ontwikkeld waarop mensen rechtop gezet worden zonder dat ze iets hoeven te doen. Dat is de meest zuivere manier om te kijken wat het effect is van snel opstaan, of van landen na een lange periode van gewichtloosheid.”

André Kuipers ligt met hoofdband als proefpersoon op de kieptafel in de aanloop naar de Delta-vlucht naar het International Space Station (2004).
André Kuipers ligt met hoofdband als proefpersoon op de kieptafel in de aanloop naar de Delta-vlucht naar het International Space Station (2004).

Ruimteveer Columbia 

De opzet was om twaalf astronauten die de ruimte in zouden gaan, onder wie de Nederlander André Kuipers, ‘door te meten’. De onderzoekers wilden kijken wie van de twaalf last heeft van flauwvallen na terugkeer en achterhalen welke gemeten factor dit als beste voorspelt. Helaas haalde een dramatische ontwikkeling het onderzoek onderuit: zeven van de twaalf onderzochte ruimtevaarders vertrokken in januari 2003 met het ruimteveer Columbia voor een missie van zestien dagen. Een kwartier voor terugkeer in de vroege ochtend van 1 februari verongelukte de shuttle in de dampkring, allen aan boord vonden de dood.

Ook voor het AMC-onderzoek was dat een grote klap. Karemaker: “Van de vijf overige personen die later de ruimte in gingen, is niemand na terugkeer flauwgevallen. Het vijftal kon een sta-test van tien minuten na landing volbrengen. De kieptafelmetingen van de hersendoorstroming bleven daarom op de plank liggen.”

Oude cijfers uit de kast 

Tot 2017 toen Wim Stok, die destijds meedeed aan het onderzoek, de oude cijfers weer uit de kast haalde en ging rekenen met de resultaten. Hij heeft ze nauwkeurig geanalyseerd en een computermodel ontwikkeld dat verklaart wat er precies gebeurt bij het overeind komen. Karemaker: “De verklaring met het wegzakken van de hersenvloeistof is achteraf gezien simpel. We hebben hiermee de kennis over het flauwvallen na opstaan toch weer een beetje vergroot.”

De resultaten zijn te lezen in Physiological Reports

Tekst: Marc van den Broek 
Foto: John Karemaker