Is het aan de psychiatrie om mensen meer levensvreugde te brengen? Of moeten psychiaters zich beperken tot de behandeling van mentale stoornissen? Zet twee gerenommeerde hoogleraren psychiatrie bij elkaar en de kans op verdeeldheid is levensgroot.

“Bijna 90 procent van de Nederlanders zegt zich gelukkig te voelen. Maar geef mij vijftien minuten met een willekeurige Nederlander en je hebt een heel ander beeld.” Een overdreven zonnige mensvisie kan hem niet worden aangewreven, hoogleraar Psychiatrie Damiaan Denys. Evenmin als zijn collega Jan Swinkels, inmiddels emeritus en voor de gelegenheid even terug op zijn oude stek, die hem volmondig bijvalt. “Heel veel mensen hebben problemen die ze levenslang uit de weg gaan. Gelukkige mensen zijn vrij zeldzaam, denk ik.”

Zelf maken beide psychiaters op deze late namiddag een alles behalve ongelukkige indruk. Misschien is het gewoon een definitiekwestie? Hoe zouden ze het omschrijven, gelukkig zijn? Denys, beslist: “Als een uitzonderingstoestand. Een moment van gelukzaligheid, van absolute harmonie tussen mijzelf en de wereld.” Swinkels opteert voor een wat ruimere omschrijving. “Ik denk aan het Engelse happiness, dat een bandbreedte kent van voldoening tot opperste gelukzaligheid. Voor mij is gelukkig zijn: in een zekere harmonie leven met je omstandigheden. Een harmonie die ook de acceptie inhoudt van chagrijn, van lijden en verlies.” Maar hoe je het ook wendt of keert, meent hij, die gezegende toestand is weinigen gegeven. “Mensen zéggen graag dat ze gelukkig zijn. Als je dan doorvraagt, blijkt die harmonie toch vaak op essentiële punten te ontbreken. Dan is er al een jaar ruzie met een dochter, of ze kunnen absoluut niet accepteren dat ze ouder worden en dat het een keer ophoudt.”

Geluk als duurzame harmonie? Denys kan er zich weinig bij voorstellen, zegt hij. “Het leven is afzien, het is moeilijk, het is ingewikkeld. Ik worstel met m’n identiteit, met m’n ambities, m’n gebrek, m’n frustratie. Goed, af en toe komt er iets aardigs langs. Maar een gelukkig leven, daar kan ik niets mee. Ja, voor iemand met het syndroom van Down misschien. Niet voor iemand die met inzicht door het leven stapt.”

Bewust onbekwaam

Over naar het vak. Als psychiater zijn ze beiden doorkneed in een discipline die beoogt mensen een tikje gelukkiger te maken. De psychiatrie richt zich immers niet alleen op het verlichten van psychiatrisch lijden, maar ook op ‘het vergroten van het psychisch welbevinden’. En is dat soms iets anders dan geluk? Jazeker, oordelen de geïnterviewden eenparig. Swinkels: “Gelukkiger maken is nooit het doel, je maakt mensen eerder wat ik noem ‘bewust onbekwaam’. Als iemand bij mij komt voor een specifiek psychiatrisch probleem, zie ik vaak óók factoren die hem belemmeren zichzelf te zijn. Doordat hij helemaal verkleefd is met zijn partner bijvoorbeeld. Dat beetje zelfinzicht mag ik hem dan graag meegeven. Zo schep je toch wat meer ruimte voor eigen keuzes, en misschien ook voor echte harmonie, zij het louter als bijproduct.”

Zijn gespreksgenoot, die hem oplettend heeft aangehoord, gaat dat eigenlijk al te ver. Denys: “Ik realiseer me dat dit een principieel standpunt is. Maar voor mij is psychiatrie een puur medische discipline, bedoeld om stoornissen, dysfuncties op te heffen.” Zijn mensbeeld zal er niet vreemd aan zijn: in de optiek van Denys zijn we niet op aarde om gelukkig te worden. “De essentie van het leven is eerder: door ongeluk betekenis geven, zodanig dat het jezelf transcendeert”, verklaart hij. “Een boek, film, gedicht, gedachte creëren die verder strekt dan je eigen beperkte leven, iets waar anderen mee verder kunnen. En als je dan ziet wie dat het meest overtuigend doen, dan zijn dat bijna altijd mensen die redelijk ongelukkig zijn. Depressieven, zware alcoholisten, drugsgebruikers en…” “Idioten”, vult Swinkels welwillend aan. Denys: “Daar zit kennelijk een raar soort van verband tussen, creativiteit en chronisch ongenoegen.”

Tony Soprano

Het echte doel van de psychiatrische behandeling ligt dan ook op een ander vlak, komen beiden overeen. Waar het om gaat is mensen ‘dichter bij hun oorspronkelijkheid’ te brengen. “Die oorspronkelijkheid waardoor ze iets waarachtigs krijgen, iets van hun kern kunnen laten zien”, verheldert Swinkels. Denys: “Heel veel mensen komen daar niet aan toe. Omdat we ervoor opgeleid zijn om voortdurend te acteren in het theater van het leven. Iemand te zijn voor de bühne.”

Psychiaters helpen je, hoe clichématig het ook klinkt, om meer jezelf te zijn. En wat Denys betreft hoeft dat helemaal niet met harmonie samen te gaan. “Als mensen oorspronkelijk zijn, kunnen het misschien ook heel verdrietige mensen zijn. Of zelfs heel slecht en kwaadaardig.” Slecht en kwaadaardig? Roept dat bij een bonafide behandelaar geen morele problemen op? De discussie verlegt zich kortstondig naar The Sopranos, de tv-serie rond de genadeloze maffiabaas Tony Soprano. Vanwege zijn paniekaanvallen komt Tony op zeker moment bij een psychiater in behandeling. Doet die er goed aan om hem weer lekker aan het werk te helpen?

Denys: “Ja! Als je streeft naar die oorspronkelijkheid, creëer je misschien mensen die niet geschikt zijn voor een samenleving. Die niet passen in wat wenselijk is. Dan maak je misschien iemand die graag prostituee wil zijn. Of een moordenaar, of een eindeloos dwarsliggende kunstenaar. Wij zijn geen politieagenten en geen pastoors, ik ga voor de oorspronkelijkheid van de ziel. Ook al is die ziel zo zwart als de hel.”

Voor de pastoorsrol deinst ook Swinkels terug, al lijkt hij net een graadje minder pertinent dan zijn jeugdiger collega. “Ik zou zulke mensen dan wel op hun verantwoordelijkheden wijzen. Die slechtheid hoef je nog niet altijd in praktijk te brengen. Het mooie van ons mensen is: we hebben fantasie. Daarin onderscheiden we ons van dieren, die vreten elkaar meteen op als ze honger hebben. Sommige mensen doen de hele dag niks anders dan anderen dood fantaseren. Nou, geen probleem toch?”

Fantastische vinding

Een lastig gegeven blijft: sommige mensen zijn letterlijk nooit gelukkig. Of ze nu maffioso zijn, jazztrompettist of gewoon kantoorbediende. Stel: er is een medicijn op de markt dat zo’n chronisch ongelukkige toch wat levensvreugde kan brengen. Komt een goede arts daarmee op de proppen?

Swinkels ziet er weinig in. “Daarvoor hoeven ze niet bij mij te zijn: er is volop alcohol en koffie op de markt, en aan ecstasy valt ook best te komen. Je zou sommige mensen er misschien op kunnen wijzen dat het een mogelijkheid is, maar al die middelen hebben wel hun zwarte kanten. Het lijkt me in elk geval niet mijn taak om zoiets uit het geneesmiddelenbudget voor te schrijven.” Denys is nog stelliger. “Ik zou nooit iets geven waardoor geluk wordt opgelegd, waardoor het uitwendig aan jezelf blijft. Zo verwijder je iemand van zijn oorspronkelijkheid. Natuurlijk: psychisch ziek zijn is ook niet oorspronkelijk, maar dan vervang je het ene gebrek aan oorspronkelijkheid door het andere.”

Voor Denys komt daar nog iets fundamentelers bij. “Mensen worden pas mensen zodra ze zich verwerkelijken door dingen te doen in de wereld. Huwen, kinderen krijgen, een huis bouwen, boeken lezen. Al die dingen zijn alleen maar waardevol, omdat ze ons geluk beloven, al maken ze die belofte niet waar. Als je die drijfveer uitschakelt door chemische stoffen in de hersenen te stoppen, zie je mensen lethargisch en apathisch worden.” En onder instemmend geknik van Swinkels: “Geluk is gewoon een fantastische vinding van de Schepper om ons te verleiden actief te zijn in de wereld.”

Tekst: Simon Knepper
Foto: Mark Horn

Dit artikel verscheen in ons populair-wetenschappelijk tijdschrift Janus.