Niet-overdraagbare ziekten (‘noncommunicable diseases’ of NCDs ) – zoals diabetes, hart- en vaatziekten en depressie – zijn ook in lage-inkomenslanden een enorm probleem. “Het goede nieuws is dat je ze kunt voorkomen”, zegt professor Charles Agyemang. Hij sprak deze maand tijdens een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie in Oman over preventie van deze ziekten bij migranten en vluchtelingen.

Beroerte, suikerziekte, hoge bloeddruk, overgewicht, psychische problemen: wie denkt dat dit typische welvaartsziekten zijn die alleen in het rijke westen voorkomen, heeft het bij het verkeerde eind. “Tachtig procent van alle mensen met een niet-besmettelijke ziekte woont in lage- of middeninkomenslanden”, vertelt Agyemang, hoogleraar Global Migration, Ethnicity & Health van Amsterdam UMC.

Vroeger waren vooral besmettelijke ziekten als malaria, tbc, cholera en hiv een probleem in deze landen, tegenwoordig heeft de bevolking ook daar toegang tot goedkoop en ongezond voedsel. Neem Afrika, waar de NCDs een enorme vlucht hebben genomen. “Mensen volgen minder vaak hun traditionele – gezondere – dieet en ze hoeven minder ver te lopen. Dat zie je terug in hun gezondheid.” Agyemang spreekt van een double burden of disease, een dubbele ziektelast; infectieziekten zijn nog steeds een groot probleem en daarnaast komen ook NCDs steeds vaker voor.

Toegang tot zorg

Toch is er nog geen structurele financiële steun om naast de besmettelijke ziekten ook de NCDs aan te pakken. En bij de landen in kwestie staat het item niet hoog op de agenda. Voor de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft het onderwerp inmiddels hoge prioriteit. ‘De tijd van praten is voorbij, we moeten actie ondernemen’, stond op de voorkant van het eindrapport van de WHO-meeting in de Omaanse hoofdstad Muscat.

Migranten en vluchtelingen

Voor een internationaal publiek van ministers en hoofden van grote organisaties sprak Agyemang over een groep die vaak over het hoofd wordt gezien: migranten en vluchtelingen. “Bij velen van hen zie je verschijnselen die bij een depressie horen. Ter vergelijking: ongeveer 6 procent van de Nederlanders kampt met depressieve symptomen, terwijl dat in sommige migrantengroepen soms tot 24 procent kan oplopen.”
De hoogleraar vertelt: “Als ze net in Nederland aankomen, zijn ze nog gezond. Maar na enkele jaren zie je het aantal NCDs ineens oplopen. Overgewicht, diabetes, hoge bloeddruk, depressie – daar gebeurt dus iets.” Er kan veel aan gedaan worden, stelt Agyemang. “We moeten migranten en vluchtelingen voorlichten over gezond eten en toegang geven tot preventieve gezondheidszorg. Dat betekent: een ziektekostenverzekering, zodat zelfs de armsten toegang hebben tot zorg. Dat moet al geregeld worden in de landen waar ze doorheen reizen én in het land van aankomst.”

Grote gevolgen

“Migranten vinden het moeilijk om door het gezondheidszorg-systeem van een ander land te navigeren”, vervolgt de hoogleraar. “Veel van hen snappen niet goed hoe het werkt, waardoor ze minder goed toegang hebben tot deze zorg. In een stad als Amsterdam – waar bijna 30 procent allochtoon is – heeft deze situatie grote gevolgen voor de gezondheidszorg. Daarom moeten overheden dit serieus nemen. Het is goedkoper om hoge bloeddruk te voorkomen dan om iemand met een beroerte als gevolg van die hoge bloeddruk in het ziekenhuis te behandelen.”

Voedingsindustrie

Voor de WHO is het onderwerp belangrijk, en aan de vele internationale deelnemers van de conferentie was te zien dat veel landen het inmiddels serieus beginnen te nemen. Tijdens de bijeenkomst kwam Noorwegen met toezeggingen om de strijd tegen NCDs financieel te steunen in lage- en midden-inkomenslanden.

“Wat er moet gebeuren is dat we bewoners van deze landen bepaalde basisbehoeften garanderen. Zoals toegang tot medische behandeling en de mogelijkheid om gezond te leven. Ook de omstandigheden daar omheen moet je aanpakken. Denk aan huisvesting en werk, milieuvervuiling tegengaan. Maar de overheid alleen kan het niet doen. De voedingsindustrie moet eveneens haar verantwoordelijkheid nemen en ervoor zorgen dat voedsel niet te zout of te vet is.”

In Amsterdam wil de hoogleraar een ‘WHO Centre for Noncommunicable Diseases in Migrants’ oprichten. “Omdat wij leidend zijn op het onderwerp migratie en gezondheid – er lopen hier grote cohortstudies – moeten we wereldwijd het voortouw nemen. Dat vergt de nodige investeringen. Alleen dan kunnen we de resultaten uit onze studies omzetten in interventies om de gezondheid van migranten en vluchtelingen te verbeteren.”

Tekst: Irene van Elzakker
Foto: Dirk Gillissen