Door het glazen plafond

Sinds 1 maart is Denise Eygendaal, orthopedisch chirurg in Amphia, bijzonder hoogleraar Orthopedie aan de Universiteit van Amsterdam. Daarmee is zij op dit vakgebied de eerste vrouwelijke hoogleraar in Nederland. Wereldwijd wordt ze geroemd om haar kennis van de elleboog.

Na binnenkomst op haar werkkamer in Amphia in Breda valt een witte tas op die aan de kapstok hangt. Daarop staat een rode pump getekend die tegen een boom trapt met daarboven de letters DOLS. Orthopedisch chirurg Denise Eygendaal moet lachen bij de vraag wat deze afbeelding betekent.

“DOLS staat voor Dutch Orthopaedic Ladies Society. Samen met twee bevriende vrouwelijke orthopeden heb ik die in 2004 opgericht om het contact tussen de vrouwelijke collega’s te bevorderen. We ondersteunen elkaar in kennis en persoonlijke ontwikkeling binnen ons vakgebied en we leren om te gaan met de spelregels van een mannenbolwerk. Het bekende glazen plafond bestaat niet, maar je moet wel weten dat er veel in de wandelgangen wordt geregeld.”

Dat er geen glazen plafond is voor vrouwelijke orthopeden, blijkt nu. Vanwege Amphia is een leerstoel Orthopedie ingesteld met u als eerste vrouwelijke bijzonder hoogleraar op dit vakgebied. Trots?
“Uiteraard! Ook dankbaar dat mijn collega’s hier in Breda en in Amsterdam mij deze prachtige kans bieden. Als Samenwerkend Topklinisch opleidingsZiekenhuis (STZ) hechten wij veel waarde aan wetenschappelijk onderzoek, topklinische zorg en onderwijs. Sinds vijf jaar leiden we hier samen met het AMC orthopedisch chirurgen op. Wij hebben hen veel te bieden vanwege onze differentiatie. Onze vijftien orthopeden in Breda hebben zich gespecialiseerd in armen, benen, rug of ongevallen, waardoor we op die terreinen veel expertise in huis hebben.”

Zelf bent u gespecialiseerd in de armen en in het bijzonder de elleboog, waarop ook uw leerstoel is gericht. Vanwaar die interesse?
“Tijdens mijn fellowship in 1998 heb ik een half jaar gewerkt in het elleboogcentrum van het academisch ziekenhuis in het Deense Aarhus. Twee jaar later ben ik gepromoveerd op onderzoek naar instabiliteit van de elleboog. Langzaamaan raakte ik steeds meer gespecialiseerd in dit relatief onbekende gewricht. Inmiddels mag ik me wel dé elleboogspecialist noemen. Vanuit heel het land worden elleboogpatiënten doorverwezen naar mij en mijn collega Bertram The. Ook veel topsporters met elleboogklachten komen bij ons voor advies en behandeling. Verder geef ik regelmatig de Dutch Elbow Course, heb ik wereldwijd cursussen opgezet en samen met een fysiotherapeut de Stichting Elleboogkliniek.nl opgericht, een onderwijsplatform voor behandelaars van patiënten met elleboogklachten.”

Heeft al die inzet ertoe geleid dat u in 2013 de Anna-prijs hebt gewonnen, de hoogste onderscheiding binnen de orthopedie op het gebied van onderwijs en wetenschap, en vervolgens werd verkozen tot Toparts van 2014, een verkiezing door en voor medisch specialisten?
“Ik vermoed van wel. Die prijzen zijn een mooie erkenning voor al het werk dat ik heb verzet en voor het feit dat ik veel aandacht besteed aan de patiëntenzorg. De patiënt staat voor mij op de eerste plaats. Ik zal vanaf nu ook één dag per week in het AMC zijn en een spreekuur houden voor mensen met sport- en hemofiliegerelateerde elleboogklachten.”

Naast patiëntenzorg en opleiding houdt u zich als hoogleraar ook bezig met wetenschappelijk onderzoek. Een van uw studies richt zich op Osteo Chondritis Dissecans. Wat is dat?
“Bij OCD gaat het om een kraakbeenletsel in de elleboog, dat sportgerelateerd is en wordt veroorzaakt door overbelasting. Het komt vooral voor bij kinderen tussen de 12 en 16 jaar en kan later leiden tot slijtage. We willen in de database van onze eigen praktijk en in die van de huisartsgeneeskunde kijken in welke groeifase, op welke leeftijd en bij welke sporten en biomechanische belasting dit probleem vooral voorkomt. Uiteindelijk doel is te komen tot een goede preventie. Ook gaan we bestaande kijkoperatietechnieken verbeteren.”

Verder staat de tenniselleboog, eveneens een belastingsprobleem, op de wetenschapsagenda. Wat kunnen we daarvan verwachten?

“Ongeveer 5 procent van de bevolking krijgt daar vroeg of laat mee te maken. Samen met het Coronel Instituut voor Arbeid en Gezondheid van het AMC kijken we welke impact die aandoening heeft op het arbeidsverzuim en op welke wijze het werk weer het beste kan worden hervat. Daarnaast willen we de injectie-behandeling optimaliseren. Ongeveer 70 procent van de ervaren orthopeden prikt mis. Samen met de Universiteit Twente hebben we een apparaat ontwikkeld dat steeds weer op dezelfde goede manier kan injecteren. Via twaalf naaldjes brengt het een halve milliliter vloeistof in de aangedane pees, waardoor die hoeveelheid mooi wordt verdeeld. Via een grote klinische multicenterstudie, waarbij we verschillende vloeistoffen met elkaar vergelijken, gaan we kijken hoe we met dit apparaat het natuurlijke herstelproces het best kunnen bevorderen.”

Nog andere uitdagingen?
“Hoewel de Nederlandse orthopedie wereldwijd koploper is op het gebied van richtlijnen, moeten er nog heel veel bijkomen. Neem slijtage van het ellebooggewricht, die onder andere kan worden veroorzaakt door hemofilie, waarbij bloedingen in dat gewricht ontstaan. Een richtlijn zou moeten aangeven welke behandeling bij welke mate van slijtage de beste is. Dan kun je denken aan injecties, kijkoperaties om het gewricht schoon te maken, distractietechnieken en uiteindelijk een prothese. Eigenlijk zouden de zorgverzekeraars het opstellen van dergelijke richtlijnen moeten bekostigen. Zij hebben immers financieel baat bij een efficiënte en adequate zorg.”

Door John Ekkelboom