Deze week verscheen de nieuwe uitgebreide druk van het boek 'Die ene patiënt' van Volkskrantjournalist Ellen de Visser. Daarin staat een nieuw, persoonlijk verhaal van Amsterdam UMC IC-verpleegkundige Laurien Kuipers (26): Tot de maan en terug.

‘Hans was overgeplaatst uit een ander ziekenhuis, hij kwam eind januari doodziek bij ons binnen. Een jonge man nog, begin veertig, met een raadselachtige aandoening. Hij was halfzijdig verlamd geraakt, kon niet meer slikken, na verloop van tijd moest hij worden beademd. Er werd gedacht aan een ontsteking van de hersenstam, veroorzaakt door het herpesvirus, de artsen overlegden zelfs met buitenlandse neurologen. Maar bloedonderzoek, scans, een beenmergpunctie, niets kon duidelijkheid geven.

Laurien Kuipers
Laurien Kuipers

‘Zijn vrouw Marleen kwam elke dag op bezoek, ze was hoogzwanger van hun derde kind, maar het ging zo slecht met hem dat hij niet bij de geboorte zou kunnen zijn. Samen met een collega heb ik geregeld dat ze in ons ziekenhuis kon bevallen, zodat ze nog een beetje bij elkaar in de buurt waren. Op het letterbord had hij een boodschap geschreven en hij vroeg mij om die door te geven. Wil je haar zeggen, schreef hij, dat ik van haar hou tot de maan en terug? Die maandag ben ik heen en weer gelopen tussen de intensive care en de afdeling verloskunde, twee etages hoger. In de loop van de middag zijn ze gaan facetimen. Er is een foto waarop hij de telefoon vasthoudt die zijn pasgeboren zoon in beeld brengt. Hij was zo blij met Gijs.

‘Wat was hij gemotiveerd om weer beter te worden, hij moest naar huis, zei hij, naar de kleine Gijs, en naar zijn twee andere kinderen Stan en Anna die hem al zo lang niet hadden gezien. Na twee maanden kwam hij in aanmerking voor een experimentele behandeling, we hadden goede hoop dat hij daarna naar een revalidatiecentrum zou kunnen. We deden van alles om hem te helpen, regelden dat zijn vrouw een keer naast hem in bed kon liggen, en ook zijn pasgeboren zoontje heeft hij een paar keer kunnen vasthouden. Alleen ’s nachts kwamen de waanbeelden, hij werd vaak zo bang. Dan vroeg hij of ik over mezelf wilde vertellen en hij onthield alle details. Zo ontstond een band die steeds hechter werd. Ik ben zo blij dat jij er bent, zei hij vaak, want jij was erbij toen Gijs werd geboren.

‘Een week of zes na zijn opname begon ook bij ons de ic vol te stromen met coronapatiënten. Steeds meer bedden werden gereserveerd, hij moest een paar keer verhuizen. Het maakte hem angstig, dat coronavirus krijgt me te pakken zei hij, ik moet alert blijven.

‘En toen gebeurde waar hij zo bang voor was. Voorafgaand aan de nieuwe behandeling werd hij voor de zekerheid op corona getest. De test bleek positief. We werkten zo veilig als maar kon, toch moet hij de besmetting in het ziekenhuis hebben opgelopen.

‘Hij moest razendsnel naar een geïsoleerde afdeling, zijn vrouw mocht niet meer langskomen. De eerste avond ging het nog prima, toen ik aan mijn avonddienst begon, zat hij naast zijn bed een filmpje te kijken. Hij was fit, maakte grapjes. Maar de avond erna zag ik al bij binnenkomst aan de blik in zijn ogen dat het mis was, ik kende hem te goed. Huilend zat ik op de fiets naar huis. Hij gaat dood, dacht ik, en hij laat drie jonge kinderen achter.

‘Die nacht heeft hij een zware epileptische aanval gehad. Op de foto’s zie je dat hij er toen al niet meer was, zijn blik gaat dwars door je heen. Zijn vrouw stuurde me een filmpje dat ze voor hem had gemaakt, met beelden van de kinderen en zijn lievelingsmuziek eronder. Ze vroeg me of ik dat wilde afspelen. Dat heb ik gedaan, ik heb staan huilen achter mijn masker.

‘Vijf dagen na de coronatest is hij overleden. De scans die na zijn dood zijn gemaakt laten zien dat er van zijn hersenen niets meer over was. Hij was kansloos, zijn afweer was al ernstig aangetast, het coronavirus zat in al zijn organen.

‘Op de dag dat hij stierf, was ik niet aan het werk, ik had een gesprek over mijn afstudeeropdracht. In ons computersysteem las ik dat hij zou overlijden. Ik was erbij toen zijn zoon werd geboren, maar de laatste momenten van zijn leven heb ik gemist en dat vind ik nog altijd heel erg. Het liefst was ik naar hem toe gelopen maar dat mocht niet, we hadden te weinig beschermende kleding.

‘In een normale wereld was ik met mijn collega’s naar de uitvaart gegaan, nu heb ik thuis via internet naar de dienst gekeken en afscheid van hem genomen. Meteen na zijn dood zwol de stroom coronapatiënten aan en kregen we het druk. Te druk om zijn vrouw goede nazorg te geven, te druk ook om het zelf te verwerken. Ik kan nog steeds heel erg verdrietig zijn om zijn dood. Stilstaan bij het leven, dat is wat Hans me heeft geleerd, want kijk eens hoe snel het afgelopen kan zijn.

‘Zijn vrouw heeft voor ons allemaal een pen laten maken met daarop een stukje van de boodschap die hij me die maandagmorgen meegaf: ’Bedankt tot de maan en terug.’

Tekst: Ellen de Visser
Foto: Jiri Büller