Overzicht van de promoties en oraties van Amsterdam UMC.

Dinsdag 10 maart
Promotie, Agnietenkapel (UvA) 10.00 u
Carolien van Houdt: ontwikkelingsproblemen bij veel te vroeg geboren kinderen
Van Houdt heeft de verschillen onderzocht tussen te vroeg en op tijd geboren kinderen in drie belangrijke executieve functies (hersenfuncties belangrijk voor doelgericht gedrag). Hiervan wordt gedacht dat ze aandachtsproblemen van veel te vroeg geboren kinderen kunnen veroorzaken. Uit haar onderzoek blijkt dat veel te vroeg geboren kinderen inderdaad problemen in de drie belangrijkste executieve functies.
Daarnaast onderzocht Van Houdt of een computertraining, aandacht, gedrag en schoolprestaties van veel te vroeg geboren kinderen (8-12 jaar) verbetert, maar dat bleek niet het geval. Ook concludeert Van Houdt dat er zijn twee subtypes van gedragsmatig functioneren zijn: driekwart van de veel te vroeg geboren kinderen heeft geen gedragsproblemen en een kwart heeft die wel.
Ook is er een verschil tussen kinderen afhankelijk van de opleiding van de ouders. Veel te vroeg geboren kinderen met hoogopgeleide ouders hebben een lager IQ en slechtere executieve functies dan op tijd geboren kinderen met hoogopgeleide ouders, maar hun schoolprestaties verschillen niet. De aandachtsproblemen van deze groep kinderen hebben vaak een negatief effect op hun gedrag en schoolprestaties. Voor deze kinderen zijn er niet veel behandelopties.
Als de onderzochte computertraining werkzaam was gebleken, was dit een goede en laagdrempelige behandeloptie geweest. Nu blijkt dit niet het geval is, besparen ouders en kinderen de tijdsinvestering die deze training vraagt en kunnen zij tijd besteden aan dingen die wel een positief effect hebben.
Link naar proefschrift (aantal hoofdstukken onder embargo) 

Dinsdag 10 maart

Promotie, Agnietenkapel (UvA), 14.00 u
Thijs Wingelaar: Veilig duiken met zuurstofrijke mengsel

In uitgeademde lucht is met moleculaire gasanalyse en een ‘elektronische neus’ of eNose de zuurstoftoxiciteit na het duiken met zuurstofrijke mengsels meetbaar. Dit lijkt vele malen nauwkeuriger dan de huidige methode, zegt marine- arts Thijs Wingelaar in zijn promotieonderzoek. Deze bevindingen zijn relevant voor mensen die regelmatig worden blootgesteld aan hoge concentraties zuurstof. In het ziekenhuis zijn dat patiënten die worden behandeld met ‘hyperbare zuurstoftherapie’, bijvoorbeeld bij slecht genezende wonden ten gevolge van suikerziekte of na bestraling.
Buiten het ziekenhuis, in het militaire domein, is dit waardevol voor beroepsduikers die met verhoogde concentraties zuurstof duiken; in het bijzonder de tactische duikers van de Special Forces. Met de onderzochte methodes kunnen artsen in de toekomst sneller en nauwkeuriger de ‘bijwerkingen’ van zuurstof (longschade) meten bij de patiënt of duiker meten en zo schade voorkomen.
Link naar proefschrift

Woensdag 11 maart

Promotie, VU Aula 11.45 u
Debby van den Elshout-den Uijl: COBRA-light is een veilige en effectieve behandeling voor vroege en actieve reumatoïde artritis
Debby van den Elshout-Den Uijl heeft de effectiviteit en veiligheid van het COBRA-light schema vergeleken met het originele COBRA (COmbinatietherapie Bij Reumatoide Artritis) schema voor behandeling van vroege en actieve reumatoïdeartritis (RA). Haar conclusie is dat het COBRA-light schema een effectieve en veilige behandeling/alternatief is, resulterend in snelle onderdrukking van ziekteactiviteit, behouden van functie en voorkomen van radiologische schade.
Meer dan tien jaar geleden is de COBRA therapie (COmbinatie therapie Bij Reumatoïde Artritis) ontwikkeld, een behandeling waarbij drie geneesmiddelen gecombineerd worden om zo snel en zo goed mogelijk de ontstekingsactiviteit van reumatoïdeartritis te onderdrukken. COBRA-light is een aangepast combinatieschema, met methotrexaat en een lagere dosis prednison. Na zes maanden en na twaalf maanden behandeling bleek het COBRA-light schema even effectief als het COBRA schema, en was er minimale radiologische schade.
In het proefschrift is aandacht voor de pathofysiologie van hart- en vaatziekten en botontkalking (osteoporose) en wordt dieper ingegaan op de mogelijke rol van inflammatie op deze twee aandoeningen. Systemische inflammatie blijkt ongunstig voor het glucosemetabolisme. Een hoge dosis glucocorticoïden lijkt een gunstig effect te hebben op dit glucosemetabolisme bij patiënten met actieve RA. Verder is er een verband tussen verhoogde ontstekingsparameters bij oudere mannen in de algemene populatie en verminderde botkwaliteit, onafhankelijk van andere factoren die een rol spelen in het botmetabolisme.

Woensdag 11 maart

Promotie, Aula VU, 13.45 u
Zoé van Kempen: Therapie op maat bij MS veiliger en goedkoper

Voor de hersenziekte multiple sclerose (MS) bestaan effectieve therapieën. Een is het middel natalizumab dat om de vier weken per infuus wordt toegediend. Neuroloog Van Kempen onderzocht of zo’n frequente behandeling voor iedereen noodzakelijk is.
Uit haar onderzoek blijkt dat bij ruim 80 procent een behandeling met minder frequente natalizumab-infusen even effectief is. Dit kan een besparing van meer dan tien miljoen euro per jaar opleveren. Het middel Tysabri met de werkzame stof natalizumab remt ontstekingen in de hersenen en ruggenmerg kenmerkend bij MS. Patiënten krijgen eens per vier weken 300 mg natalizumab per infuus toegediend. Van Kempen vond dat het merendeel van de patiënten nog hoge waarden natalizumab in het bloed heeft vier weken na laatste infuus. 85 Procent van de patiënten kreeg in plaats van om de vier weken, natalizumab infuus om de vijf, zes of zeven weken. Alle patiënten bleven qua klachten volledig stabiel.
Het verlengen van de toedieningsfrequentie leidt tot een verminderde belasting voor de patiënt, door minder ziekenhuisbezoeken en minder last van bijwerkingen bij het infuus. Daarnaast leidt minder frequent doseren tot een afname van mogelijk ernstige complicaties van deze behandeling. In een vervolgonderzoek wil Van Kempen in heel Nederland mensen met MS een op maat gedoseerde behandeling van natalizumab bieden
Link naar proefschrift

Woensdag 11 maart
Promotie, VU Aula 15.45 u
Ineke Gerridzen: mensen met het syndroom van Korsakov in het verpleeghuis

In Nederland wordt gespecialiseerde verpleeghuiszorg geboden aan mensen met ernstige vormen van het syndroom van Korsakov. Deze complexe en intensieve zorg is vooral gebaseerd op jarenlange praktijkervaring. Er is nog weinig wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de kenmerken en het functioneren van deze groep mensen.
Gerridzen brengt voor het eerst de kenmerken en het functioneren van verpleeghuisbewoners met Korsakov op een systematische wijze in kaart. Verpleeghuisbewoners met dit syndroom blijken een specifieke subgroep: ze zijn relatief jong, vaak man, vaak alleenstaand en verblijven relatief lang in het verpleeghuis.
Een andere opmerkelijke bevinding was dat psychofarmaca vaak werden voorgeschreven: bij 71 procent van de patiënten. Met name antipsychotica werden vaak voorgeschreven, bij bijna de helft (48 procent). Daarnaast blijkt dat gedragssymptomen veel en gelijktijdig voorkomen. Deze symptomen lijken weinig impact te hebben op zowel de bewoner als de verzorgende.
Uit het onderzoek blijkt verder dat 71 procent van de bewoners hun vermogen overschat om praktische taken uit te kunnen voeren. Gezien de specifieke kenmerken van deze bewonersgroep wordt een gestructureerde, multidisciplinaire behandelaanpak aanbevolen. Om te voorkomen dat deze mensen worden overvraagd, is het belangrijk dat verzorgenden de mate van zelfinzicht goed herkennen en regelmatig evalueren.  

Donderdag 12 maart
Promotie, VU Aula 11.45 u.
Grace Limandjaja: Ontwikkeling van een in vitro keloïd-model
Keloïden zijn abnormale littekens, die al na een kleine verwonding of ontsteking kunnen ontstaan. Ze worden gekenmerkt door hun invasieve, buitensporige groei voorbij de grenzen van de oorspronkelijke wond. Keloïden zijn moeilijk te behandelen en ontstaan vaak opnieuw als ze operatief zijn verwijderd. Limandjaja onderzocht de verschillen tussen keloïden en normaal weefsel en gebruikte cellen uit het keloïd-weefsel om een natuurgetrouw in vitro keloïd-kweekmodel te ontwikkelen. Het doel daarvan is meer inzicht te krijgen in de oorzaken van keloïd-vorming. Uit het onderzoek naar de huidbiopten bleek dat keloïden zich deels gedragen als hele jonge littekens (drie tot vijf weken oud) die niet verder uitrijpen. Ook bleken afwijkingen in de keloïd-cellen niet beperkt tot de lederhuid zoals vaak wordt gedacht, maar ook duidelijk aanwezig te zijn in de opperhuid. De keloïd-kweekmodellen toonden bepaalde keloïd-achtige kenmerken zoals toegenomen samentrekking en afwijkende expressie van bindweefseleiwitten. Momenteel bevat het keloïd-model alleen nog opper- en lederhuidcellen, maar de huid bevat nog vele andere celsoorten. Hun bijdrage aan keloïd-vorming kan nu relatief makkelijk worden onderzocht door ze stapsgewijs toe te voegen aan het keloïd- kweekmodel. Zo kan het model de oorzaken van keloïd-vorming helpen ontrafelen, en zal het uiteindelijk een alternatief kunnen zijn voor dierproeven
Link naar proefschrift

Donderdag 12 maart 2020
Promotie, Aula VU, 13.45 u
Jonneke Hollanders: Stresshormonen in baarmoeder en borstvoeding

Hollanders deed onderzoeken naar invloeden van stresshormonen vroeg in het leven. Ze keek naar het dag-nachtritme van stresshormonen in borstvoeding en het effect daarvan op kinderen. Bij volwassenen heeft het stresshormoon een piek in de ochtend en lage waardes in de avond en nacht. Ze onderzocht het verband tussen het stresshormoonritme in borstvoeding en het ritme bij kinderen van een maand oud. Dit verband lijkt aanwezig te zijn: kinderen hebben een vroegere stresshormoonpiek als hun moeders een stresshormoonritme hebben met meer variatie. Stresshormonen in moedermelk spelen dus mogelijk een rol in de ontwikkeling van het stresshormoonritme bij kinderen. Daarnaast vond Hollanders dat kinderen van één maand oud een ander stresshormoonritme hebben dan volwassenen. Ze zag dat kinderen twee pieken hebben: in de ochtend en ook in de avond. Dit is mogelijk te verklaren vanuit het ritme dat de kinderen hadden in de baarmoeder. Vervolgens heeft ze gekeken naar het verband tussen het stresshormoonritme in moedermelk en de lichaamssamenstelling, gedrag en slaap van kinderen van drie maanden. In eerdere studies werden deze verbanden gevonden, maar hier werd geen rekening gehouden met het stresshormoonritme in borstvoeding. Hollanders vond echter geen verbanden. Dit kan erop wijzen dat stresshormonen in moedermelk geen belangrijke invloed hebben op de lichaamssamenstelling en het gedrag van kinderen van drie maanden oud.
Link naar proefschrift

Vrijdag 13 maart
Promotie, Aula VU, 11.45 uur
Lisa Vermunt: Preventie dementie door behandeling in voorstadium

De ziekte van Alzheimer is een veelvoorkomende oorzaak van dementie. Mogelijk is dementie te voorkomen door in een vroeg stadium bij alzheimer in te grijpen. In het voorstadium is er al hersenschade, maar nog geen dementie. In het vroegste voorstadium zijn er zelfs vaak geen klachten. De kennis over het voorstadium is echter nog heel beperkt. Voor onderzoek naar nieuwe behandelingen is meer kennis over het verloop van alzheimer nodig. Vermunt onderzocht de duur van de ziekte van Alzheimer, inclusief het voorstadium. Op basis van internationale onderzoeksgegevens wordt de totale ziekteduur van alzheimer geschat op 15 tot 24 jaar, het voorstadium ongeveer 11 tot 17 jaar. Voorspellingen worden preciezer als je rekening houdt met leeftijd, geslacht, geheugenkliniekbezoek, genetische variatie en hersenschade. Meer kennis over het verloop van alzheimer kunnen artsen gebruiken om mensen beter te informeren en een mogelijke behandeling op het juiste moment te beginnen. Vermunt deed ook onderzoek bij mensen in een vroeg stadium van alzheimer. Dan is de hersenschade subtiel en daarom moeilijk te bepalen of een medicijn werkt. Vermunt keek naar de samenwerking tussen hersenonderdelen - het ‘hersennetwerk’. Bij mensen met een alzheimer-genafwijking begon verstoring van deze samenwerking al 6 jaar voor de diagnose dementie. Deze metingen lijken geschikt om bij te dragen om in het voorstadium van alzheimer te bepalen of een behandeling goed werkt.
Link naar proefschrift