Overzicht van de promoties, oraties, symposia en bijeenkomsten van het AMC in de eerste helft juni 2018.

20/06
Promotie
Op weg naar effectievere immuuntherapieën
Maaike Scheenstra: ‘Studies on Gata1 and PU.1 in dendritic cells. Mice are not human’.
Scheenstra heeft promotieonderzoek gedaan naar de expressie van de transcriptiefactoren Gata1 en PU.1. Transcriptiefactoren zijn eiwitten die zich binden aan specifieke DNA-sequenties en die de hoeveelheid of overbrenging van genetische informatie van DNA naar mRNA controleren. In haar onderzoek heeft Scheenstra deze transcriptiefactoren bestudeerd.
Daarnaast heeft ze gekeken welke genen door deze factoren worden gereguleerd en welke andere eiwitten hiervoor nodig zijn. Met haar studie heeft Scheenstra meer inzicht verschaft in de werking van deze transcriptiefactoren in dendritische cellen (cellen in het immuunsysteem). En daarmee brengt zij de mogelijkheid dichterbij om dendritische cellen te manipuleren, waardoor ze nog efficiënter ingezet kunnen worden bij verschillende immuuntherapieën.
Promotor: prof. dr. T.W. Kuijpers
Co-promotor: dr. L. Gutiérrez
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 10.00 uur

21/06
Promotie
Bacteriën aan het werk tegen obesitas en diabetes type 2
Shanthadevi Udayappan: ‘Gut microbiota in relation to pathogenesis of obesity and type 2 diabetes’.
In het afgelopen decennium is gebleken dat een ongunstige samenstelling van het darmmicrobioom, de complete collectie van micro-organismen in de darm, bijdraagt aan het ontstaan van obesitas en diabetes type 2. Udayappan heeft onderzocht wat het effect is van een fecale microbioomtransplantatie (FMT) op de insulinegevoeligheid van een patiënt. Hierbij wordt de stoelgang van de patiënt grotendeels vervangen door die van een gezonde donor. Op basis van muismodellen concludeerde zij dat de darmbacterie Eubacterium hallii de glucosestofwisseling verbetert, de Ralstonia pickettii heeft juist een negatieve uitwerking hierop.
Om de effecten van FMT op korte en lange termijn vast te stellen, is verder onderzoek nodig. In Amsterdam UMC gebeurt dit met behulp van menselijke proeven naar het effect van de Eubacterium hallii. Een uitdaging, volgens Udayappan, omdat er veel samples en vrijwilligers voor nodig zijn. Zijn deze proeven succesvol, dan kan deze bacterie worden gebruikt als probioticum. Vervolgonderzoek naar het effect van de Ralstonia pickettii moet zich volgens de promovendus richten op de vraag of deze bacterie kan worden overwogen als vaccinatiemiddel.
Promotores: prof. dr. E.S.G. Stroes en prof. dr. M. Nieuwdorp
Co-promotores: dr. H.J. Herrema en dr. ir. G.M. Dallinga-Thie
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 10.00 uur

21/06
Promotie
mRNA beter vertalen naar eiwit
Nahuel Paolini: ‘Control of mRNA translation in erythroid cells’.
DNA is het molecuul waar de genetische informatie zit, die nodig is om eiwitten te maken. DNA wordt eerst omgezet tot mRNA (ook wel transcript genoemd) en eiwitten worden geproduceerd door mRNA te ‘vertalen’ tot een eiwit. Paolini richt zich in zijn onderzoek op de controle van mRNA-translatie bij rode bloedcellen.
Promotor: prof. dr. C.E. van der Schoot
Co-promotor: dr. M.M. von Lindern
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 14.00 uur

22/06
P
romotie
Omarm nieuwe ontwikkelingen diepe hersenstimulatie zorgvuldig
Maarten Bot: ‘Targeting in Deep Brain Stimulation: where to go and which path to choose’.
Diepe hersenstimulatie (DBS) is een neurochirurgische techniek die zich razendsnel ontwikkelt. Met deze behandeling worden elektroden in de hersenen geïmplanteerd die zijn aangesloten op een inwendige elektronische stimulator. Door specifieke hersengebieden te stimuleren, is het mogelijk de activiteit van de hersenen subtiel te beïnvloeden. De technische progressie die met deze techniek wordt geboekt, is veelbelovend. Toch is strikte evaluatie noodzakelijk voordat deze verbeteringen definitief worden omarmd. Dit stelt Bot in zijn promotieonderzoek.

Hij heeft verschillende technieken geëvalueerd die worden ingezet om het doelwit bij DBS te bepalen. Traditioneel wordt voor de exacte locatiebepaling van de elektroden een stereotactisch frame gebruikt. Tegenwoordig is het mogelijk om de locaties te bepalen zonder hulp van een frame en met grote precisie. Ook met MRI worden veelbelovende resultaten geboekt. De uitdaging is volgens Bot, de snelle ontwikkelingen enerzijds te omarmen en anderzijds zorgvuldig te blijven onderzoeken. “De vorderingen zijn geen doel op zichzelf en zijn bedoeld om de uitkomst voor de patiënt, het chirurgisch proces en de individuele klinische uitkomst te verbeteren.”
Om in de gaten te kunnen houden of er geen ongewenste bijeffecten optreden, blijft de patiënt tijdens een DBS-procedure meestal wakker. Recent onderzoek wijst er volgens Bot op dat DBS ook onder volledige narcose uitgevoerd kan worden. “Dat is een grote stap voorwaarts voor het welzijn van de patiënt en het werk van de chirurg.”
Promotores: prof. dr. P.R. Schuurman en prof. dr. R.M.A. de Bie
Co-promotores: dr. P. van den Munckhof en dr. L. Verhagen Metman
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 10.00 uur

22/06
Promotie
Betere behandeling acute alvleesklierontsteking
Janneke van Grinsven: ‘Optimizing the step-up approach for infected necrotizing pancreatitis’.
Acute alvleesklierontsteking (pancreatitis) is een aandoening waarvoor in Nederland ruim vierduizend patiënten per jaar worden opgenomen in het ziekenhuis. Twintig procent van deze patiënten ontwikkelt een ernstige ontsteking, waarbij het alvleesklierweefsel afsterft (geïnfecteerde necrotiserende pancreatitis). De ziekte verloopt vaak nog ernstiger als er een infectie ontstaat in dit afgestorven weefsel. Dit kan leiden tot uitval van organen, IC-opname en ook sterfte.
Met haar proefschrift vergroot Van Grinsven de kennis over deze groep patiënten. Met als mogelijk resultaat: een betere behandeling, minder sterfte en een betere kwaliteit van leven.
Van Grinsven gebruikte verschillende methoden van onderzoek, waaronder een evaluatiestudie onder behandelend artsen. Dit panel werd als waardevol beoordeeld. Ze voerde ook een studie uit naar CT-scans en vond, anders dan werd gedacht, dat de ziekte bij een aanzienlijk deel van de patiënten al in de eerste drie weken vrijwel volledig afgekapseld was. Uit een vergelijkende studie tussen een standaard en een proactieve drainagestrategie maakte de promovenda op dat na de laatste strategie veel meer mensen zonder operatie behandeld konden worden.

In haar proefschrift keek Van Grinsven ook naar de uitkomsten van de TENSION-trial, een studie onder 98 Nederlandse patiënten met geïnfecteerde necrotiserende pancreatitis. Hieruit bleken de uitkomsten van interventie via de maag (de endoscopische step-upbenadering) vergelijkbaar met interventie via de huid (de chirurgische step-upbenadering). Wel waren er in die eerste groep minder mensen met pancreasfistels en hoefde deze groep ook minder lang in het ziekenhuis opgenomen te worden. In vervolgonderzoek, de POINTER-trial, wordt gezocht of vroege drainage tot betere uitkomsten leidt vergeleken met de huidige uitgestelde drainagestrategie.  
Promotores: prof. dr. P. Fockens en prof. dr. M.G.H. Besselink
Co-promotores: prof. dr. M.A. Boermeester en dr. H.C. van Santvoort
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 12.00 uur

22/06
Promotie
Betere diagnose polsblessures bij jonge sporters
Laura Cox: ‘Wrist overuse in young athletes: exploring diagnostic strategies’.
Cox ontwikkelde drie strategieën om overbelastingsblessures aan de pols bij jonge sporters sneller in beeld te krijgen. In het eerste deel van haar proefschrift richt zij zich op hoe deze blessures zich openbaren, welke risicofactoren er zijn en wat de langetermijneffecten zijn. Deel twee gaat over de percepties van sporters en sportartsen en hoe die kunnen worden ingepast in een vragenlijst voor zelfrapportage. In deel drie beschrijft zij mogelijke radiologische strategieën om de blessures in beeld te brengen en de vroege diagnose te verbeteren. Cox pleit voor een multidisciplinaire benadering waarin deze drie strategieën gecombineerd worden.
Voor haar onderzoek deed Cox eerst uitgebreid literatuuronderzoek. Ze ontwikkelde SOS-WRIST, een korte vragenlijst die op de smartphone in te vullen is. Basis hiervoor vormde een aantal focusgroepinterviews met sportartsen en jonge sporters, gevolgd door een expertstudie en een Delphi-studie om de meest relevante onderdelen van de vragenlijst te selecteren.
Ten slotte voerde zij een observationeel radiologisch onderzoek uit. De drie perspectieven die zij in haar proefschrift heeft geschetst, illustreren volgens Cox de diagnostische uitdagingen. Zo worden blessures lang niet altijd tijdig gerapporteerd en wordt pijn tijdens het sporten als normaal beschouwd. Ook kunnen sporters en sportartsen van opvatting verschillen. De methoden die Cox in haar onderzoek heeft ontwikkeld, kunnen helpen om beter inzicht te krijgen in de klachten en de aard van de blessure en een sneller herstel zonder langetermijnproblemen.
Promotores: prof. dr. M. Maas en prof. dr. M.H.W. Frings-Dresen
Co-promotores: dr. P.P.F.M. Kuijer en prof. dr. G.M.M.J. Kerkhoffs
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 14.00 uur

22/06
Oratie
Van symptoombestrijding naar duurzame acute ouderenzorg

Met haar oratie aanvaardt Bianca Buurman haar benoeming tot hoogleraar Acute Ouderenzorg. Zij signaleert dat er in Nederland jaarlijks 800 duizend ouderen met een acute zorgvraag op de spoedeisende hulp terechtkomen. Van hen wordt één op de drie opgenomen. Maar is dat altijd nodig? Helpen we ouderen daar ook daadwerkelijk mee? En kunnen we de zorg straks nog aan als het aantal ouderen verdubbelt?
Haar stelling is dat we te veel bezig zijn met symptoombestrijding: we bieden zorg op het acute moment, maar die zorg leidt vaak tot extra zorgvraag. Zo keert 20 procent van de ouderen binnen dertig dagen weer terug op de SEH. 30 procent kan na opname slechter lopen en voor zichzelf zorgen, waardoor bijvoorbeeld wijkverpleging nodig is. En 20 procent overlijdt binnen drie maanden.
Om van symptoombestrijding naar duurzame zorg te komen, moeten we volgens Buurman een aantal dingen doen. Eén: aannames ter discussies stellen door deze te onderzoeken. “We gaan ervanuit dat een acute zorgvraag altijd acuut is, maar er gaat vaak een lange periode van achteruitgang aan vooraf waarin al duidelijk wordt dat het probleem het leven van de oudere kan gaan ontregelen.” Door te onderzoeken wat ouderen meemaken voordat ze op de SEH komen, kan tijdig andere zorg ingezet worden, stelt de hoogleraar. Daarnaast is nodig met ouderen samen te bepalen wat passende zorg is. Naarmate ouderen kwetsbaarder worden, krijgen ze steeds minder een stem in wat er met hen te gebeuren staat. Passende zorg betekent voor ouderen dat ze de dagelijkse activiteiten kunnen blijven doen en meedoen in de samenleving. Langer leven wordt minder belangrijk als de kwaliteit van leven wordt aangetast.
Duurzame oplossingen zijn mogelijk, stelt Buurman. Daarvoor is het nodig dat ziekenhuis, huisarts, wijkverpleegkundige, gemeente en financiers samenwerken. In haar oratie bespreekt zij drie voorbeelden hoe deze samenwerking en onderzoek kunnen leiden tot passende zorg: ziekenhuisbehandeling in de WijkKliniek, zorg in de laatste levensfase (Pallisupport) en revalidatie na een heupfractuur met de inzet van technologie (SO-HIP).
Plaats en tijd: Aula, 16.00 uur

26/06
Promotie
Film toont impact tuberculose op patiënten
Lianne Cremers: ‘TB Truths. Patients' experience with tuberculosis and healthcare in sub-Saharan Africa’.
De strijd tegen tuberculose is nog lang niet gewonnen in arme delen van Afrika. Cremers onderzocht hoe patiënten in Gabon, Zambia en Zuid-Afrika de behandeling van deze ziekte ervaren. Bijzonder: zij filmde de interviews met patiënten en maakte er een documentaire van als onderdeel van haar proefschrift. Ze verdedigt haar proefschrift voor antropologen en artsen.
“Ik zocht naar een manier om naast alle statistiek, methodiek, resultaatweergaves en conclusies ook het kwalitatieve van mijn onderzoek onder de aandacht te brengen”, licht Cremers toe in een artikel in het AMC Magazine van juni. “Het was de bedoeling om tuberculosepatiënten een gezicht te geven en te laten zien wat de ziekte en het zorgbeleid voor een impact heeft op hun leven. Bovendien bleek de camera een gunstig effect te hebben op de geïnterviewde patiënten. De camera werkte als een katalysator, want zij werden nog gedrevener de boodschap over te brengen.”
De drie onderzochte Afrikaanse landen hebben nationale programma’s om tbc te bestrijden. Die zijn geënt op internationale richtlijnen van de wereldgezondheidsorganisatie WHO. Deze programma’s werken om verschillende redenen niet goed, stelt Cremers vast: “In Gabon is er te weinig geld om het programma goed uit te voeren. In Zuid-Afrika is er geld, maar heeft het beleid niet de gewenste uitkomsten.” De manier waarop de omgeving van de patiënt tegen de ziekte aankijkt, speelt daarbij een rol, net als de ongelijke verdeling van rijkdom en gezondheid. Stigma’s zijn in elk land een probleem, maar de redenen waardoor het stigma ontstaat, zijn overal anders. “We moeten op zoek naar de ideale combinatie van behandelingen, samen met een sociaaleconomische, culturele, politieke en creatieve aanpak om de sterftecijfers van tbc-patiënten omlaag te krijgen”, aldus Cremers, die pleit voor het actief betrekken van patiënten zodat programma’s beter op de situatie aansluiten.
Promotores: prof. dr. M.P. Grobusch en prof. dr. A.P. Hardon
Co-promotor: dr. R.P.M. Gerrets
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 14.00 uur

27/06
Promotie
Afweersysteem sterk beïnvloed door schildklierhormoon
Anne van der Spek: ‘The role of Intracellular thyroid hormone metabolism in innate immune cells’.
Neutrofielen en macrofagen zijn belangrijke cellen van ons afweersysteem. Deze cellen worden sterk beïnvloed door de hoeveelheid schildklierhormoon in deze cellen, zo toont Van der Spek aan in haar promotieonderzoek. Neutrofielen spelen een essentiële rol in het doden van bacteriën tijdens infecties, terwijl macrofagen belangrijk zijn voor weefselherstel en afweer.
In haar onderzoek gebruikte Van der Spek verschillende celmodellen en proefdiermodellen. Ze keek ook in het bloed van patiënten met een mutatie in schildklierreceptor alfa. En ze analyseerde het hersenvocht van patiënten met hersenvliesontsteking. Ze ontdekte dat neutrofielen beter hun bacteriën dodende werk doen bij lage concentraties schildklierhormoon. De hoeveelheid van dit hormoon beïnvloedt ook macrofagen. Hoge concentraties werken ontstekingsbevorderend, terwijl lage concentraties juist een ontstekingsremmend effect hebben. Dit inzicht levert volgens Van der Spek nieuwe aangrijpingspunten op voor therapieën om ernstige infecties te behandelen.
Promotor: prof. dr. E. Fliers
Co-promotor: dr. A. Boelen
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 12.00 uur

27/06
Promotie
Blauwdruk om veiligheid nieuwe voortplantingstechnieken te testen
Callista Mulder: ‘Safeguarding medically assisted reproduction’.
1 op de 36 kinderen in Nederland wordt verwerkt via IVF of een aanverwante voortplantingstechniek. Deze technieken zijn niet of nauwelijks op veiligheid getest toen zij bij de mens zijn geïntroduceerd. Achteraf blijkt uit onderzoek dat kinderen die verwekt zijn met IVF een verhoogd risico hebben op bepaalde gezondheidsproblemen.
Mulder bestudeerde in haar promotieonderzoek veiligheidsaspecten van medisch geassisteerde voortplanting. Zij stelde een blauwdruk op om de veiligheid van nieuwe technieken in de voortplantingsgeneeskunde systematisch in de muis te testen. Deze helpt patiënten en artsen verantwoorde keuzes te maken over het gebruik van een nieuwe voortplantingstechniek.
Mulder keek in haar promotieonderzoek vooral naar een veelbelovende nieuwe techniek: spermatogeniale stamcelautotransplantatie (SSCT). Deze techniek is ontwikkeld om de vruchtbaarheid bij mannelijke overlevenden van kinderkanker te herstellen. In een muismodel liet zij zien dat SSCT veilig is voor getransplanteerde dieren: zij hadden geen verhoogde kans op kanker en leefden even lang als controlemuizen.
Volgens de promovenda staan vele nieuwe voortplantingstechnieken klaar om klinisch toegepast te worden. “Die nieuwe technieken kunnen risico’s meebrengen voor ons en onze kinderen. Het is daarom van groot belang om deze op veiligheid te testen, zodat we de gezondheid van toekomstige generaties kunnen veiligstellen.”
Mulder verdedigt haar proefschrift voorafgaand aan de oratie van haar promotor, Ans van Pelt, die onlangs is benoemd tot hoogleraar Translational Reproductive Biology. De promovenda zet haar werkzaamheden voort als postdoc in de onderzoeksgroep van Van Pelt.
Promotores: prof. dr. S. Repping en prof. dr. A.M.M. van Pelt
Plaats en tijd: Aula, 13.00 uur

26/06
Promotie
Kleine darmpoliepen vaak onnodig verwijderd
Jasper Vleugels: ‘Advanced endoscopic imaging for detection and differentiation of colorectal neoplasma’
Dankzij het Bevolkingsonderzoek Darmkanker én betere diagnostiek worden er steeds meer darmpoliepen van vijf millimeter of kleiner gevonden. Op dit moment worden deze verwijderd en beoordeeld door de patholoog. De vraag is of dat nodig is, stelt Vleugels in zijn promotieonderzoek.
De vondst van kleine poliepen draagt nauwelijks bij aan de beslissing om patiënten vervroegd te laten terugkomen voor een darmonderzoek. Van kleine poliepen die niet verwijderd worden, groeit waarschijnlijk slechts 0,01 procent uit tot darmkanker. Ze worden nu uit voorzorg verwijderd, maar dragen slechts in geringe mate bij aan de beslissing om mensen terug te laten komen voor darmonderzoek, stelt Vleugels.
De promovendus pleit er ook voor de historische analyse te laten uitvoeren door de maag-darm-leverarts. Volgens Vleugels kunnen deze artsen deze taak na een gevalideerde training veilig overnemen van de patholoog, die dat nu nog doet. “Er zouden dan minder volstrekt onschuldige poliepen worden verwijderd. Daarnaast zouden meer patiënten direct na de coloscopie een aanbeveling kunnen krijgen voor de termijn voor een volgende coloscopie.” Als maag-darm-leverartsen de analyse zouden doen, dan leidt dit bovendien tot een jaarlijkse kostenbesparing van ongeveer twee miljoen euro, aldus Vleugels.
Promotores: prof. dr. E. Dekker en prof. dr. P. Fockens
Co-promotor: Y. Hazewinkel
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 14.00 uur

27/06
Oratie
Leren doorgeven

Ans van Pelt spreekt haar oratie uit, waarmee zij haar benoeming tot hoogleraar Translational Reproductive Biology aanvaardt. Zij focust in haar onderzoek op mannelijke voortplanting en analyseert de moleculaire mechanismen waardoor zaadcelvorming bij sommige mannen niet goed functioneert. Zij heeft al aangetoond dat stamcelbehandeling kan leiden tot herstel van vruchtbaarheid. Van Pelt verwacht dat deze behandeling binnen vijf tot tien jaar kan worden uitgevoerd bij volwassen overlevenden van kinderkanker.
Van Pelt bestudeert de actereenvolgende stappen van zaadcelontwikkeling in het laboratorium en onderzoekt hoe de ondersteunende cellen in de zaadbal daaraan bijdragen. Met een beter begrip van deze moleculaire processen gaat de hoogleraar gericht op zoek naar nieuwe behandelmogelijkheden voor onvruchtbare mannen. Ook kijkt ze naar nieuwe mogelijkheden om de vruchtbaarheid van mannen te behouden die chemotherapie moeten ondergaan.
De stamcelbehandeling die kan leiden tot herstel van vruchtbaarheid, heeft Van Pelt ontwikkeld met behulp van diermodellen. Stamcellen van de zaadcel werden daarbij uit een eerder ingevroren stukje zaadcelweefsel vermeerderd en bij volwassen dieren teruggeplaatst.
Plaats en tijd: Aula, 16.00 uur

28/06
Promotie
Combinatiebehandeling heeft voorkeur bij slokdarmkanker
Maarten Anderegg: ‘Optimization of treatment strategies and prognostication for patients with esophageal cancer’.
Bij 40 procent van de patiënten met slokdarmkanker heeft de tumor zich uitgebreid door de slokdarmwand of zijn er uitzaaiingen in omliggende lymfeklieren. Anderegg heeft in zijn promotieonderzoek ingezoomd op cruciale onderzoeksvragen in de fase tussen vaststelling en uiteindelijke chirurgische behandeling. De focus in zijn proefschrift ligt op de groep patiënten die een combinatie van bestraling, chemotherapie en chirurgie ondergaan.
In de fase tussen het vinden van de tumor en de behandeling zijn diagnostiek en voorbehandeling volgens Anderegg belangrijke thema’s. Hij concludeert dat een PET-CT-scan onmisbaar is om na de bestraling en chemotherapie uit te sluiten dat patiënten uitzaaiingen in andere organen hebben. Dit is namelijk een reden om van de uiteindelijke slokdarmoperatie af te zien.
De promovendus vergeleek ook verschillende behandelopties en concludeerde dat een combinatie van bestraling en chemotherapie de voorkeur heeft boven alleen chemotherapie. Deze laatste optie kent namelijk meer bijwerkingen. Een geïntensiveerde versie van deze combinatiebehandeling kan ook tumoren met ingroei in vitale structuren, zoals de luchtpijp of de grote lichaamsslagader, geschikt maken voor chirurgische verwijdering.
Anderegg heeft ook nieuwe chirurgische technieken beschreven en suggesties gedaan om de overlevingskansen na een slokdarmoperatie beter te kunnen voorspellen. Zijn belangrijkste conclusie in dit verband: niet alleen het aantal lymfeklieruitzaaiingen, maar vooral de locatie daarvan heeft voorspellende waarde.
Promotores: prof. dr. M.I. van Berge Henegouwen en prof. dr. O.R.C. Busch
Co-promotores: prof. dr. H.W.M. van Laarhoven en dr. S.S. Gisbertz
Plaats en tijd: Aula, 13.00 uur

29/06
Promotie
Naar een evidence-based behandeling van vaatafwijkingen
Sophie Horbach: ‘Management of vasculair malformations: diagnosis, treatment strategies & outcome measurement’.
Vasculaire malformaties zijn afwijkingen van de (slag)aders, lymfevaten, haarvaten, of een combinatie daarvan. Horbach richt zich op vasculaire malformaties buiten het centrale zenuwstelsel. Haar belangrijkste onderzoeksvraag: hoe werken we toe naar een evidence-based behandeling voor patiënten met aangeboren afwijkingen aan de bloedvaten? De promovenda wil met haar onderzoek het ziektebeeld definiëren: hoe stellen we de diagnose, wat is het wetenschappelijk bewijs voor de huidige behandelopties en hoe meten we behandeluitkomsten? Zij ontwikkelde internationale standaarden voor het meten van behandeluitkomsten die wereldwijd moeten worden gebruikt.
Horbach formuleerde een aantal conclusies. Zo is het volgens haar nodig dat er duidelijke diagnosecriteria voor vasculaire malformaties komen. Verder toonde zij aan dat er nog weinig wetenschappelijk bewijs is voor de behandelopties die momenteel het meest gekozen worden.
Ze keek ook naar de effecten van sclerotherapie, een therapie waarbij afwijkende bloedvaten worden geïnjecteerd met een ‘verhardend’ middel. Ethanol lijkt hierbij een minder goede optie dan alternatieve middelen die beschikbaar zijn. Daarnaast zoomde zij in op electrosclerotherapie, een combinatie van sclerotherapie en een elektrisch spanningsveld over het weefsel. Deze therapie lijkt effectief te zijn voor de behandeling van wijnvlekken, maar er is meer onderzoek nodig om de behandelprocedure te optimaliseren.
Promotores: prof. dr. C.M.A.M. van der Horst en prof. dr. P.I. Spuls
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 10.00 uur

29/06
Promotie
Naar een stabieler hiv-1-vaccin
Alba Torrents de la Peña: ‘Structure-based stabilization of HIV-1 trimer vaccines’
Het hiv-1 virus als veroorzaker van aids leidt nog tot steeds twee miljoen nieuwe geïnfecteerden en één miljoen doden per jaar. Omdat het virus uit zoveel sterk verschillende subtypen bestaat, is het lastig een vaccin te ontwikkelen dat bescherming biedt tegen al deze subtypen. Het zogenoemde envelopeiwit is daarvoor cruciaal.
Torrents de la Peña verbeterde het ontwerp van dit eiwit, het SOSIP-ontwerp. Dit is nodig om een stabieler hiv-1-envelopeiwit te produceren dat gebruikt kan worden in vaccinatiestudies. Uiteindelijk moet dit leiden tot een effectief hiv-1-virus.
Volgens De la Peña moet een stabiel vaccin dat voor langere tijd in het lichaam aanwezig blijft patiënten beter beschermen tegen de verschillende subtypen van het virus. Met het nieuwe eiwitontwerp is het mogelijk de stabiliteit van het vaccin te verhogen tot 92 graden Celsius. Deze extreme stabiliteit is nodig om de structuur van het vaccin tijdens productie en distributie te behouden.
Het promotieonderzoek is een belangrijke stap op weg naar een nieuw, stabiel vaccin. De inzichten uit het onderzoek zijn bovendien bruikbaar om betere vaccins tegen andere virussen te ontwikkelen, zoals het griepvirus, het RSV-virus en het Lassavirus.
Promotor: prof. dr. B. Berkhout en prof. dr. R.W. Sanders
Plaats en tijd: Aula, 11.00 uur

29/06
Promotie
Betere behandeling van sikkelcelziekte
Charlotte van Tuijn: ‘Sickle cell disease. Evaluation and management of disease burden’
Sikkelcelziekte is een veelvoorkomende erfelijke vorm van bloedarmoede. De ziekte komt bijna alleen voor bij patiënten met voorouders uit Afrika, het Midden-Oosten, India of Turkije. Sikkelcelziekte gaat gepaard met pijnaanvallen en leidt tot ernstige complicaties en een verminderde levensverwachting. De impact op het leven van patiënten is groot. Van Tuijn onderzocht hoe frequent pijnklachten optreden en wat de beste manier is om deze in het ziekenhuis te bestrijden.
In haar proefschrift laat ze zien dat pijn vaak voorkomt bij sikkelcelziekte. Zij concludeerde dat acute pijnklachten het best bestreden kunnen worden met een PCA-pomp. Door op de pomp te drukken, krijgt de patiënt extra medicijnen toegediend.
De promovenda stelde ook vast dat alle sikkelcelpatiënten orgaanschade oplopen, ongeacht de frequentie van de pijnaanvallen. Deze orgaanschade kent een progressief verloop. Tot slot wees het onderzoek uit dat spirometrie niet effectief is om een acuut chest-syndroom te voorkomen bij volwassen patiënten die met een pijnaanval zijn opgenomen. Dit syndroom is een aandoening van de longen die gepaard gaat met koorts, hoesten, kortademigheid en pijn op de borst.
Van Tuijn is als verpleegkundige meer dan vijftien jaar betrokken bij de zorg voor patiënten met sikkelcelziekte. Met haar onderzoek wil zij een bijdrage leveren om het lot van deze speciale patiëntengroep te verbeteren.
Promotor: prof. dr. M.H.J. van Oers
Co-promotor: dr. B.J. Biemond
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 12.00 uur

29/06
Promotie
Eerste stap naar medicijn tegen fibrose bij ziekte van Crohn
Jessica de Bruyn: ‘Fibrosis ans vitamin D in inflammatory bowel disease; IBD considered from both basic and clinical perspectives’.
Veel patiënten met de ziekte van Crohn ontwikkelen een vernauwing van de darm (stenose). Dit is een ophoping van littekenvormingscellen, ofwel fibroblasten. De Bruyn ontdekte tijdens haar promotieonderzoek dat stenotische fibroblasten anders reageren op toegenomen weefstelstijfheid dan normale fibroblasten. Door een enzym te remmen dat verantwoordelijk is voor weefselstijfheid, blijken deze littekenvormende cellen zich te herstellen. Zij ontdekte ook dat een vitamine D-behandeling niet helpt om de ziekte van Crohn terug te dringen.
Voor het fibroseonderzoek kweekte De Bruyn cellen uit stukken darm van patiënten met de ziekte van Crohn. Direct na de operatie ging er een stukje darm naar het laboratorium. De cellen werden gekweekt en de weefselstijfheid van de normale en stenotische, dus stijve darm, bootste zij na in een kweekschaaltje. Uit haar onderzoek bleek dat stenotische fibroblasten door weefselstijfheid in een vicieuze cirkel van extracellulaire matrixproductie belanden. Door het remmen van lysyl oxidase, een enzym dat de darm zijn stijfheid geeft, wordt het fenotype van de cellen hersteld. De Bruyn hoopt dat haar onderzoek een eerste stap is in de richting van een medicijn om fibrose terug te dringen.
De promovenda deed ook onderzoek naar vitamine D als mogelijk ontstekingsremmend medicijn. Zij toonde weliswaar aan dat patiënten met Crohn een laag vitamine D-gehalte hebben, maar dit lijkt eerder een gevolg te zijn van de ziekte dan een oorzaak ervan. Een behandeling met een hoge dosis vitamine D leidde niet tot het gewenste effect.
Promotores: prof. dr. G.R.A.M. D'Haens en prof. dr. G.R. van den Brink
Co-promotores: dr. M.E. Wildenberg en dr. M. Duijvestein
Plaats en tijd: Aula,13.00 uur

29/06
Promotie
Endovasculaire therapie bij acuut herseninfarct
Ivo Jansen: ‘Endovascular treatment of acute ischemic stroke: imaging-based patient selection and results in clinical practice’.
De behandelopties voor een acuut herseninfarct, reperfusietherapieën genoemd, richten zich vooral op het herstellen van de bloedstroom naar het afgesloten hersengebied. Jansen onderzoekt of drie parameters - cerebrale collateralen, vroege ischemische veranderingen en cerebrale veneuze drainage - geschikt zijn voor het identificeren van patiënten die ondanks reperfusie (herstel van de toevoer van bloed) geen profijt hebben van endovasculaire therapie. Vervolgens inventariseert hij de uitkomsten en veiligheid van endovasculaire therapie in de klinische praktijk.
Promotores: prof. dr. C.B.L.M. Majoie en prof. dr. ir. C.H. Slump
Co-promotor: dr. H.A. Marquering
Plaats en tijd: Agnietenkapel, 14.00 uur

29/06
Oratie
Van inzicht in klein aantal patiënten naar therapie voor velen

Kees Hovingh is in augustus vorig jaar benoemd tot hoogleraar Inwendige geneeskunde, in het bijzonder de moleculaire genese en behandeling van atherosclerose. Tijdens zijn oratie bespreekt hij zijn onderzoek naar de oorzaken van onbegrepen dyslipidemie, ofwel een afwijkend cholesterolgehalte in het bloed.
Onderzoek bij slechts een klein aantal patiënten is een startpunt voor het ontwikkelen van therapie voor velen, aldus de hoogleraar in zijn oratie. Fascinatie en samenwerking zijn de instrumenten om dit doel te bereiken.
Een afwijkend cholesterolgehalte in het bloed is een belangrijke risicofactor voor hart- en vaatziekten. In sommige families komt een erfelijk hoog cholesterolgehalte voor en bij een klein deel van deze patiënten wordt geen genetische oorzaak gevonden. Het onderzoek van Hovingh richt zich op het ontrafelen van de moleculaire basis van deze onbegrepen dyslipidemie. Hij brengt hiervoor mogelijke aanknopingspunten op structurele wijze in kaart gebracht, variërend van analyse van het genetisch materiaal tot de kinetiek (aanmaak en afbraak van cholesteroldeeltjes) in patiënten en hun familieleden.
De ontdekking van een nieuwe, voor dyslipidemie verantwoordelijke factor biedt aanknopingspunten voor therapie voor velen. Een hoog cholesterolgehalte komt immers veel voor en de huidige behandeling is vaak niet toereikend om het risico op hart- en vaatziekten volledig terug te dringen.
Naast onderzoek zet Hovingh zich in om zijn fascinatie voor de patiënt en de ontrafeling en behandeling van diens ziekte over te brengen op de komende generatie artsen. En hij draagt bij, in het belang van patiënt en zorgaanbieder, aan een betere organisatie van de zorg.
Plaats en tijd: Aula, 16.00 uur