Er zijn kinderen die thuis wel praten maar buitenshuis niet. Grote kans dat ze de angststoornis selectief mutisme hebben. Het academisch centrum voor kinder- en jeugdpsychiatrie De Bascule gaat deze kinderen op school behandelen.

Een kind dat uit het klimrek valt, zich pijn doet en niet huilt. Of een kind dat thuis prima zijn mondje roert, maar op school geen woord zegt. Ook niet als hij moet plassen. Ze hebben allebei iets gemeen, namelijk dat ze zich niet uiten als gevolg van een angststoornis.

“Bij selectief mutisme praten kinderen niet in sociale situaties waarin dat wel van ze wordt verwacht”, zegt hoogleraar Lisbeth Utens, als klinisch psycholoog verbonden aan De Bascule. Volgens haar wordt deze angststoornis vaak te laat ontdekt. “Op school is de leerkracht geneigd om eerder te reageren op drukke kinderen, die door hun gedrag opvallen. Er gaat veel aandacht naar deze groep, waardoor degenen die niets zeggen over het hoofd worden gezien. Te late ontdekking kan tot gevolg hebben dat de stoornis chronisch wordt en er langere behandeltrajecten nodig zijn. De kinderen kunnen daardoor in een sociaal isolement raken.”

De eerste stap naar praten

Utens gaat samen met een team van psychologen, orthopedagogen en andere wetenschappers een screeningslijst valideren, waarmee ze selectief mutisme op tijd kunnen herkennen. Daarnaast wil het team de effectiviteit van een behandeling voor deze kinderen onderzoeken. Vernieuwend is dat de therapie toegepast wordt in de klas, de plek waar het kind last heeft van de angststoornis.

“Het is vrij uniek dat we de kinderen op school en niet bij ons in De Bascule behandelen”, zegt Chaya Rodrigues Pereira, onderzoeker en orthopedagoog. “We vinden het belangrijk dat het kind geholpen wordt op de plek waar het last heeft van angst. Eerst onderzoeken we of er inderdaad sprake is van selectief mutisme en daarna gaan we behandelen.” In dit geval betekent dat gedragstherapie. Stapsgewijs krijgt het kind oefeningen waarna het steeds vaker geluid gaat maken. Een geluidje maken is de eerste stap naar praten.

22 weken

Rodrigues Pereira: “Er zijn tien stappen die het kind doorloopt. Het uiteindelijke doel is deelname aan een kringgesprek in de klas. Bij de eerste stap proberen we het kind tegen een wattenbolletje te laten blazen en er dan een geluidje bij te laten maken. Een volgende stap is een kaarsje uitblazen. Het is heel mooi als dat lukt. Je ziet het kind denken: ‘Ik heb geluid gemaakt, dat was misschien wel spannend maar er gebeurde niets’. Ze krijgen bij elke stap die ze gemaakt hebben een beloning in de vorm van een sticker die ze in een bepaalde volgorde op een vel mogen plakken. Uiteindelijk komt het hele vel vol.”

De behandelaar – een psycholoog of orthopedagoog – betrekt de leerkracht ook bij de therapie. Die oefent de rest van de week met het kind. Sommige kinderen zijn binnen een paar maanden zover dat ze durven te praten in de klas, anderen hebben een jaar nodig. “Gemiddeld gesproken kunnen ze na 22 weken iets zeggen in een kringgesprek.”

Tweetalige kinderen

Waardoor de stoornis ontstaat is niet duidelijk. “We weten het niet precies”, aldus Utens. “Van angststoornissen is bekend dat vaak verschillende factoren een rol spelen, zoals genetische aanleg, de sociale omgeving van het kind, of een combinatie hiervan. We zien wel dat het iets vaker voorkomt bij tweetalige kinderen die wel twee talen beheersen maar niet spreken. Er is geen sprake van een spraakstoornis.” “En soms uit het kind zich wel non-verbaal”, vult onderzoeker Rodrigues Pereira aan. “Dus dan drukt het zich wel uit, maar zonder woorden.”

Hoe vaak selectief mutisme voorkomt is niet bekend. Er zijn twee kleine buitenlandse studies waaruit blijkt dat het bij ongeveer 1 tot 3 procent van de basisschoolleerlingen voorkomt.

Lees hier het verhaal over de tweeling Klaas en Willem, die allebei selectief mutisme hebben.

Tekst: Ingrid Lutke Schipholt

Foto: Werry Crone/Hollandse Hoogte (op de foto staan kinderen van een willekeurige basisschool)