Borstvoeding in het AMC

Het beleid van het AMC is er op gericht zowel gezonde als zieke pasgeborenen en zuigelingen optimaal te voeden en de binding tussen ouder en kind te bevorderen. Het AMC onderschrijft daarbij het belang van het geven van moedermelk als eerste keus en wil het geven van borstvoeding actief bevorderen en ondersteunen.

Tien vuistregels

Om inzichtelijk te maken waaraan een goed borstvoedingsbeleid moet voldoen, zijn door de Stichting ‘Zorg voor Borstvoeding’/ WHO tien vuistregels opgesteld. Hieronder worden deze vuistregels weergegeven met daarbij vermeld wat u in het AMC kunt verwachten.

Het AMC organiseert gratis borstvoedingsmiddagen, wij raden u aan om deze bij te wonen. Voor het laten slagen van de borstvoeding is goede voorbereiding een must.

Vuistregel 1: Een goed borstvoedingsbeleid

Het AMC heeft de afspraken die over borstvoeding gemaakt zijn, in een beleid vastgelegd. Dit beleid wordt aan alle medewerkers van de afdelingen die met moeders en pasgeborenen werken bekend gemaakt als zij in het AMC komen werken. Van deze medewerkers mag u verwachten dat zij u begeleiding kunnen geven bij het borstvoedingsproces.

Vuistregel 2: Deskundige begeleiding

Alle artsen en verpleegkundigen zijn op de hoogte gebracht van de nieuwste inzichten betreffende borstvoeding en kunnen u helpen bij het geven van borstvoeding. U mag deskundige begeleiding en een eenduidig advies verwachten. Op medische indicatie is er de mogelijkheid om een lactatiekundig consult aan te vragen.

Vuistregel 3: Voorlichting aan aanstaande ouders

Als u tijdens uw zwangerschap onder controle was in het AMC, dan bent u door de medewerkers van de polikliniek voorgelicht over de voordelen van borstvoeding voor moeder en kind. U krijgt bij uw bezoek aan de polikliniek folders mee, zodat u alle informatie over borstvoeding nog eens rustig na kunt lezen. U krijgt verder een uitnodiging om naar de borstvoedingsvoorlichtingsmiddag te komen. Een goede voorbereiding op borstvoeding begint tijdens de zwangerschap.

Vuistregel 4: De eerste borstvoeding kort na de bevalling

Als de medische situatie het toelaat wordt uw kind zo snel mogelijk na de bevalling bloot op uw buik gelegd (‘huid-op-huidcontact’).

Dit heeft een aantal voordelen: u houdt uw kind lekker warm, uw kind kan u goed ruiken, voelen en zien. U kunt ongestoord kennis met elkaar maken. Meestal kan een baby binnen een uur zelf de borst vinden en drinken. Anders kunt u uw baby daar een beetje bij helpen.

Als u en uw kind na de bevalling van elkaar gescheiden worden zal dit huid-op-huidcontact zo snel mogelijk worden hersteld.

Vuistregel 5: Goed aanleggen en zo nodig kolven

De eerste dagen na de geboorte leren we u hoe u de baby kunt aanleggen. Als dit (nog) niet mogelijk is krijgt u instructies hoe u melk kunt afkolven. Deze instructies krijgt u zowel mondeling als schriftelijk. U kunt het dan nog eens rustig nalezen.

Vuistregel 6: In principe geen bijvoeding

Een gezonde voldragen baby heeft geen andere voeding nodig dan borstvoeding. Tenzij de kinderarts u dit voorschrijft. Alle voeding die u naast de borstvoeding geeft heet bijvoeding. Dit is bij voorkeur afgekolfde moedermelk, eventueel aangevuld met kunstvoeding. Als kunstvoeding nodig is krijgt uw kind in het AMC een standaard zuigelingenvoeding, tenzij u, uw partner of broertjes en zusjes van uw kind allergisch zijn. Dan krijgt uw kind hypoallergene kunstvoeding.

Vuistregel 7: Moeder en kind bij elkaar

Als de medische situatie van moeder en pasgeborene het toelaat kunt u 24 uur per dag bij elkaar blijven. Dit heet ‘inroomen’. Voordeel hiervan is dat moeder en kind de mogelijkheid hebben elkaar goed te leren kennen. U leert te reageren op de eerste voedingssignalen van de baby en de borstvoeding hoeft niet onnodig te worden uitgesteld. Dit is van belang voor het op gang komen van de borstvoeding. Zijn er gezondheidsproblemen bij moeder of pasgeborene, dan is het afhankelijk van de afdeling waar zij verblijven of een vorm van inroomen mogelijk is.

Vuistregel 8: Borstvoeding op verzoek

Als de medische situatie van moeder en pasgeborene het toelaat zal zoveel mogelijk borstvoeding op verzoek worden nagestreefd. Hierbij geeft u uw kind borstvoeding als het aangeeft daaraan toe te zijn. Dit is gemiddeld 8 tot 12 keer per 24 uur. Zijn er problemen dan zal de kinderarts afspreken hoeveel en hoe vaak de pasgeborene voeding/bijvoeding nodig heeft.

Vuistregel 9: Geen speen of fopspeen

Het gebruik van een fopspeen raden wij af: mogelijk mist u hierdoor voedingssignalen die de eerste dagen zo belangrijk zijn om de borstvoeding goed op gang te laten komen. Als u en uw kind door opname van elkaar gescheiden zijn, kan een fopspeen troost geven aan uw kind. Probeer thuis de speen weer weg te laten.

Als uw kind, naast borstvoeding, op medische indicatie tijdelijk bijvoeding nodig heeft, dan adviseren wij u hoe u dit kunt geven zonder dat het uw borstvoeding verstoort. 

Vuistregel 10: Samenwerken met borstvoedingsgroepen

Bij ontslag van u of uw kind dragen wij de zorg over naar de kraamzorg, consultatiebureau of ander ziekenhuis. Wij werken nauw met deze instanties samen om u goed te begeleiden bij het geven van borstvoeding.