Antidepressiva bieden een effectieve behandelingsmogelijkheid voor depressie. Bij Stemmingsstoornissen is daarom veel kennis aanwezig over de behandeling van depressie met antidepressiva. Het AMC heeft ook een adviserende rol aan andere behandelaars over (verdere) behandelingen met antidepressiva.
Afhankelijk van het type depressie wordt gekozen voor bepaalde medicatie. Bijvoorbeeld krijgen patiënten met een bipolaire depressie vaak stemmingsstabilisatoren. En bij psychotische depressie wordt er regelmatig gebruik gemaakt van een combinatie van antidepressiva met antipsychotica. Ter ondersteuning van slapeloosheid, angst en onrust kunnen benzodiazepines voor korte tijd worden voorgeschreven.
Soorten medicatie
De meest voorgeschreven medicatie zijn: antidepressiva, stemmingsstabilisatoren, antipsychotica en benzodiazepines.
Antidepressiva beïnvloeden de verhoudingen van neurotransmitters in het brein. Dit zijn met name serotonine, noradrenaline en dopamine. Antidepressiva worden onderverdeeld in verschillende groepen of klassen die worden gekenmerkt door het aangrijpingspunt en werkingsmechanisme van deze middelen. De bijwerkingen van deze middelen verschillen daarmee ook.
Antidepressiva hebben een vergelijkbare effectiviteit. Helaas heeft niet iedereen baat bij een eerste antidepressivum en is van tevoren niet vast te stellen wie op welk medicament goed reageert. Kenmerk van alle antidepressiva is dat ze enige tijd nodig hebben om een merkbaar effect te geven. Het is dan ook belangrijk om minimaal zes weken te wachten voordat besloten wordt dat het middel niet werkt.
Voorbeelden van antidepressiva
- SSRI's: selectieve serotonine heropnameremmers, zoals citalopram (Cipramil®), escitalopram (Lexapro®), fluoxetine (Prozac®), fluvoxamine (Fevarin®), paroxetine (Seroxat®), sertraline (Zoloft®)
- SNRI's: serotonine en noradrenaline heropnameremmers, zoals duloxetine (Cymbalta®), venlafaxine (Efexor®)
- NaSSa's en overige moderne middelen: middelen die op meerdere boodschapperstofsystemen aangrijpen, zoals mirtazapine (Remeron®) en Bupropion (Wellbutrin®)
- TCAs: tricyclische antidepressiva, de zogenaamde klassieke antidepressieva, zoals amitriptyline (Tryptizol®), clomipramine (Anafranil®), imipramine, nortriptyline (Nortrilen®)
- MAO-remmers: de irreversibele MAO-remmers, die een remming geven van een enzym dat serototonine, noradrenaline en dopamine afbreekt, zoals tranylcypromine (Parnate®)
Voorbeelden van stemmingsstabilisatoren
Belangrijke stemmingsstabilisatoren zijn:
- Lithium (Camcolit, Priadel®), carbamazepine (Tegretol®), lamotrigine (Lamictal®), valproinezuur (depakine®).
De meeste stemmingsstabilisatoren worden gegeven op geleide van de bloedspiegel.
Voorbeelden van Antipsychotica
Vooral bij psychotische depressies, maar ook in toenemende mate bij bipolaire depressies worden antipsychotica gebruikt. We maken het volgende onderscheid:
- klassieke antipsychotica, zoals haloperidol (Haldol®), Orap, perfenazine;
- moderne atypische antipsychotica, zoals aripiprazol (Abilify®), clozapine (Leponex®), olanzapine (Zyprexa®), quetiapine (Seroquel®).
Het grootste verschil tussen de klassieke en de atypische antipsychotica is het bijwerkingenprofiel; de klassieke antipsychotica kunnen meer bewegingsstoornissen geven. De atypische antipsychotica lijken effectiever te zijn bij de behandeling van bipolaire depressie.
Voorbeelden van Benzodiazepinen
In de beginfase van de depressie, wanneer de depressie op zijn hevigst is, ervaren patienten vaak angst, onrust of slaapproblemen. Benzodiazepines kunnen dan ter overbrugging worden voorgeschreven om deze moelijke tijd iets draagzamer te maken.
Ook bij het starten van antidepressiva worden mensen soms angstiger of onrustig. Ook dan kan een benzodiazepine helpen. Het nadeel van benzodiazepinen is gewenning aan de effecten en het ontwikkelen van verslaving. Benzodiazepinen worden daarom liefst niet langer dan twee weken achtereen voorgeschreven.
Stapsgewijze behandeling
Niet iedereen heeft baat bij een eerste antidepressivum of stemmingsstabilisator. Het is belangrijk dat voldoende lang wordt gewacht voordat op een volgend antidepressivum (of stemmingsstabilisator) wordt overgestapt. Ook is de dosering vaak belangrijk.
Voor sommige antidepressiva en stemmingsstabilisatoren is een geregelde controle van de bloedspiegel nodig om een optimale behandeling te kunnen krijgen. Uw arts kan u hierover per medicijn meer uitleg geven.
Bij Stemmingsstoornissen behandelen wij zoveel mogelijk volgens een behandelprotocol, waarin vervolgstappen duidelijk zijn vastgelegd. Een vervolgstap wordt altijd in overleg met u genomen, waarbij u voorgelicht wordt over de voor- en nadelen van deze stap.
Vervolgbehandeling na verbetering van de klachten
De behandeling met antidepressiva en stemmingsstabilisatoren zal meestal na het verbeteren van de klachten nog enkele maanden en soms jarenlang voortgezet worden. Dit is omdat voortgezette behandeling de kans op terugval ongeveer halveert. Bij het stoppen van de medicijnen kan het risico op een nieuwe episode weer toenemen. Er bestaan duidelijke richtlijnen voor de duur van het voortzetten van de medicamenteuze behandeling. Vraag uw arts hiernaar voor een meer persoonlijk advies.
Zijn antidepressiva verslavend, kom ik er ooit nog vanaf?
Antidepressiva zijn niet verslavend en leiden niet tot gewenning. Het komt voor dat mensen het heel moeilijk vinden om op een gegeven moment de antidepressiva af te gaan bouwen. Dit heeft vaak te maken met angst voor een terugval.
Hiervoor kunnen extra hulpmiddelen zoals een signaleringsplan behulpzaam zijn. Besluit altijd in overleg met uw behandelaar tot het afbouwen van uw antidepressiva. Doe dit bij voorkeur in een zo stabiel mogelijke leefsituatie en doe dit heel geleidelijk (in één tot drie maanden).
Soms is het vanwege onttrekkingsverschijnselen moeilijk om een middel (vooral na langdurig gebruik) af te bouwen. Dit is in tegenstelling tot onttrekking bij verslaving niet gevaarlijk maar kan wel onprettig zijn. Vaak zijn de ontrekkingsverschijnselen hetzelfde als de bijwerkingen die werden ervaren bij eerdere opbouw van het medicament.
Er zijn mogelijkheden de onttrekkingsverschijnselen te verminderen, vraag hiernaar bij uw arts. Er is geen onderzoek dat aantoont dat antidepressiva geleidelijk minder goed zouden werken. Het ogenschijnlijk afnemen van de werkzaamheid van antidepressiva die sommige mensen ervaren, is bij nader inzien toch vaak toe te schrijven aan veranderingen in de leefomgeving of gebeurtenissen.