Zoeken naar risico's

Jonge kinderen van sommige etnische groepen zijn vaak minder gezond. Door enkele duizenden autochtone en allochtone Amsterdamse kinderen al van voor de geboorte tot na hun puberteit te volgen, probeert de ABCD-studie de risicofactoren te achterhalen. Onlangs werd de mijlpaal bereikt van de honderdste wetenschappelijke publicatie.

De honderdste publicatie, die in augustus verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift PLoS ONE, ging over de gevolgen voor het kind als een vrouw tijdens haar zwangerschap vitamine D-tekort en tevens overgewicht heeft. Tanja Vrijkotte, bewegingswetenschapper van de afdeling Sociale Geneeskunde van het AMC en projectleider van de ABCD-studie, legt uit dat die combinatie veel voorkomt bij niet-westerse allochtone vrouwen. “Ze maken te weinig vitamine D aan omdat ze onvoldoende zon krijgen. Bovendien blijft door hun overgewicht vitamine D in het vet zitten, waardoor het lichaam er geen profijt van heeft. Nu hebben we aangetoond dat dit ook nadelige gevolgen heeft voor de glucosehuishouding (suikerspiegels) van het kind. Voor zwangere vrouwen met overgewicht is het vooral belangrijk niet zwaarder te worden en regelmatig naar buiten te gaan, zonder al teveel bedekkende kleding.”

8266 vrouwen vulden een uitgebreide vragenlijst in over bijvoorbeeld huwelijkse staat, geboorteland, opleiding, roken, alcoholgebruik, beweging, werkstress, depressies en vermoeidheid

ABCD staat voor Amsterdam Born Children and their Development. De studie begon in 2003 op initiatief van de Amsterdamse GGD en in samenwerking met het VUmc en de afdeling Sociale Geneeskunde van het AMC. De GGD constateerde grote verschillen in gezondheid bij kinderen, waarbij die van allochtone afkomst gemiddeld lager scoorden. Voor een beter inzicht in de mogelijke risicofactoren werd besloten gedurende vijftien maanden alle zwangere vrouwen in Amsterdam te vragen mee te doen aan een onderzoek dat de lichamelijke en geestelijke gezondheid van hun toen nog ongeboren kind vele jaren zou volgen. Vrijkotte: “Tot twee jaar geleden hebben we nauw met elkaar samenwerkt. Helaas haakten de beide andere partners toen af vanwege bezuinigingen. Vanwege het belang van dit grootschalige onderzoek gaan we alleen verder.”

Maar liefst 8266 vrouwen – 67 procent van alle zwangeren in Amsterdam die waren benaderd – vulden in die beginperiode een uitgebreide vragenlijst in over bijvoorbeeld leeftijd, huwelijkse staat, geboorteland, opleiding, roken, alcoholgebruik, beweging, foliumzuurgebruik, werkstress, depressies en vermoeidheid. Ruim de helft van hen gaf tevens bloed af voor het bepalen van de voedingsstatus van de moeder en voor allerlei geplande en nog onbekende deelonderzoeken in de toekomst. In de loop der jaren is het aantal deelnemers wel afgenomen. Vrouwen zijn verhuisd of willen niet meer meedoen en steeds vaker haken ook kinderen zelf af. Op dit moment staat de teller op 5600 kinderen en dat is volgens Vrijkotte ruimschoots voldoende om het onderzoek voort te zetten, waarbij moeders en leerkrachten om de vijf jaar de vragenlijst opnieuw moeten invullen en de kinderen een lichamelijke en geestelijke check-up ondergaan.

Drie onderzoeksfasen zijn nu afgerond: die van de zwangerschap, de eerste drie maanden na de geboorte en als laatste die van de kinderleeftijd van vijf/zes jaar. Naast de honderd publicaties in vaktijdschriften zijn er zes proefschriften geschreven en diverse in voorbereiding en studeerden tientallen studenten af op de verzamelde gegevens. Vrijkotte is tevreden over de behaalde resultaten, omdat die een interessant inzicht geven in de risicofactoren waaraan een kind tijdens zijn ontwikkeling kan blootstaan. “Zo komt vroeggeboorte – voor de 37e week van de zwangerschap – meer voor bij Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese vrouwen. Daardoor maken hun kinderen een slechtere start, lopen ze een achterstand op in hun psychosociale ontwikkeling en hebben ze een grotere kans op hoge bloeddruk en metabole ziekten. Een cumulatie van risicofactoren verklaart deze verschillen. Dan moet je denken aan overgewicht, depressie, geen relatie hebben en voorafgaande abortussen en/of miskramen.”

Foliumzuur

Als voorbeelden van andere markante bevindingen noemt de projectleider dat veel allochtone zwangere vrouwen geen foliumzuur slikten, moeders van een huilbaby tijdens de zwangerschap vaak een laag vitamine B 12-gehalte hadden, veel Turkse en Marokkaanse moeders kampten met een te hoog cholesterol door overgewicht, moeders van niet-westerse afkomst minder vaak gebruik maakten van professionele kraamzorg en dat kinderen van moeders met een hoge opleiding minder psychosociale problemen hebben dan leeftijdgenootjes van laaggeschoolde vrouwen. Vrijkotte: “Foliumzuur is belangrijk voor de vroege ontwikkeling van het ongeboren kind. Dat allochtone vrouwen dit niet slikken, heeft vaak te maken met het niet beheersen van de Nederlandse taal. Verder had 80 procent van de moeders met een kind met overgewicht niet de indruk dat hun kind te dik was. En in tegenstelling tot proefdierstudies zagen we bij de kinderen van vijf en zes jaar dat stress bij de moeder tijdens de zwangerschap geen verhoogd risico van hart- en vaatziekten voor hen opleverde. Wellicht dat dergelijke problemen pas op latere leeftijd opdoemen. Wel vonden we negatieve effecten op de psychosociale ontwikkeling.”

Binnenkort willen we duizend kinderen oproepen om naar NEMO of de Arena te komen

De nieuwe vragenlijsten zijn onlangs verstuurd. Adriëtte Oostvogels, medisch-bioloog en promovenda van de afdeling Sociale Geneeskunde, is een van de coördinatoren van deze vierde fase. Naast de moeders en leerkrachten moeten nu ook de vaders de vragenlijst invullen en krijgen de kinderen voor het eerst zelf een aangepaste versie voorgeschoteld. Oostvogels vertelt dat deze versie vooral gericht is op de regels thuis, het risicogedrag, het gebruik van mobieltjes, sporten, spelen en het nuttigen van frisdrank, snacks en alcohol. “Verder laten we de kinderen op hun eigen scholen via internet twee cognitieve tests doen. De leerkracht hoeft daartoe alleen in te loggen. Binnenkort willen we duizend kinderen oproepen om naar NEMO of de Arena te komen om hun lengte, gewicht en bloeddruk te meten en een hartfilmpje te maken. Daar trekken de onderzoekers samen met studenten tien dagen voor uit. De vorige keer gingen zij met bakfietsen en apparatuur de scholen af. Nu hebben we minder geld en deze nieuwe aanpak is nog praktischer.”

Oostvogels coördineert niet alleen, maar onderzoekt ook wat het effect is van overgewicht van de moeder voor en tijdens haar zwangerschap op de groei en cardio-metabole ontwikkeling van haar kind na de geboorte. Om dat te achterhalen vroeg de promovenda met toestemming van de moeders hun dossiers op bij de zwangerschapspraktijken en ziekenhuizen waar zij destijds zorg kregen. Dat heeft zeer gedetailleerde informatie opgeleverd over bloeddruk, glucose en complicaties zoals diabetes en zwangerschapsvergiftiging. Deze gegevens combineerde ze met die van de ABCD-studie uit de eerste drie fasen. Hoewel ze haar promotieonderzoek nog niet heeft afgerond, weet Oostvogels al dat moeders met een hoge BMI (body mass index) vaak kinderen krijgen met een hogere BMI. “Ook als we corrigeren voor hun voedingspatroon, zien we dat kinderen van moeders met overgewicht harder groeien, zowel in lengte als gewicht. Bij meisjes is die groei sterker dan bij jongens. Ook zien we dat een hoog cholesterol bij de moeder leidt tot dergelijke verhogingen bij het kind. Dat geeft opnieuw aan hoe belangrijk een gezonde leefstijl is van een toekomstige moeder.”

Vrijkotte en Oostvogels zouden de ABCD-studie graag willen voortzetten totdat alle kinderen 25 jaar oud zijn. Pas dan zijn harde uitspraken mogelijk en kan een goed preventieprogramma worden opgesteld. Vrijkotte: “De afgelopen tien jaar hebben we in ieder geval bereikt dat de GGD’s in Nederland rekening houden met onze bevindingen. Zo letten ze veel meer op groeipatronen en voeding bij heel jonge kinderen die kunnen leiden tot overgewicht. Overgewicht is echt een groot probleem. Onze studie heeft aangetoond dat dit probleem al op de babyleeftijd kan ontstaan en waarschijnlijk in aanleg tijdens de zwangerschap is geprogrammeerd. Toekomstig onderzoek moet dat verder uitwijzen. Tijdens de huidige onderzoeksfase gaan we eveneens kijken naar etnische en sociaal-economische verschillen in opvoeding over voeding en sporten. We verwachten dat ook die samenhangen met overgewicht.”

Door John Ekkelboom