Chronische lymfatische leukemie (CLL)

Bij chronische lymfatische leukemie (CLL) is sprake van een toename van één type (kwaadaardige) rijpe witte bloedcellen, de zogenaamde B-lymfocyten. Deze abnormale cellen hopen zich niet alleen op in het bloed, maar ook in het beenmerg, de lymfeklieren, milt en lever.

Klachten
Het vaststellen van CLL kan door middel van bloedonderzoek door internist
of hematoloog. Klachten kunnen bestaan uit moeheid, lymfklierzwellingen of recidiverende infecties.

Onderzoek
Er zijn verschillende onderzoeken die aangevraagd kunnen worden.

Bloedonderzoek (CLL)

Bij het bloedonderzoek wordt gekeken naar de witte bloedcellen. In het bloeduitstrijkje wordt karakteristiek een monotoon beeld gezien van kleine rijpe lymfocyten die makkelijk kapot gestreken kunnen worden (Gumprechtse Schollen). Voor het stellen van de diagnose CLL is een verhoogd aantal rijpe witte bloedcellen (B-lymfocyten) noodzakelijk. Deze witte bloedcellen moeten ook bepaalde kenmerken hebben die met behulp van flow-cytometrie kunnen worden bepaald.

Tevens kunnen uit bloedonderzoek bepaalde genetische eigenschappen van de CLL
cellen worden onderzocht die iets zeggen over het verwachte beloop van de
ziekte.

Beenmergpunctie en botbiopt (CLL)
Beenmerg onderzoek is voor het stellen van de diagnose CLL niet strikt noodzakelijk maar kan soms nodig zijn om andere ziekten uit te sluiten.
Bij beenmergonderzoek neemt de arts door middel van een punctie wat beenmerg uit het borstbeen of uit het bekken. Eerst wordt de plaats waar de punctie plaatsvindt, verdoofd. Vervolgens prikt de specialist met een speciale holle naald door het bot tot in het beenmerg om daaruit een kleine hoeveelheid merg op te zuigen. Dit veroorzaakt even een venijnige pijn en meestal ook een eigenaardig, trekkerig gevoel in het been. Het beenmerg ziet
er wat bloederig uit. Dat is echter normaal. Daarna wordt het beenmerg op een
glaasje uitgestreken, gekleurd met kleurstoffen en onder de microscoop bekeken.

MRI-scan
MRI staat voor 'Magnetic Resonance Imaging'. Bij dit onderzoek worden beelden van het lichaam gemaakt met magneetvelden en radiogolven, waardoor een eventuele tumor en/of uitzaaiingen in beeld komen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd op de afdeling radiologie. Tijdens dit onderzoek ligt u in een soort koker. U kunt het onderzoek daardoor als benauwend ervaren. Er zijn MRI-apparaten  die lawaai maken. Hiervoor krijgt u oordopjes in en kunt u uw eigen meegebrachte muziek luisteren. Vaak wordt tijdens het onderzoek, via een bloedvat in uw arm, contrastvloeistof toegediend. Afhankelijk van het gebied dat doorzocht moet worden duurt het onderzoek ongeveer 30-90 minuten. Belangrijk is dat u tijdens het onderzoek stil blijft liggen. De laborant zal tijdens het onderzoek naar een andere ruimte gaan. Via de intercom blijft altijd contact bestaat tussen u en de laborant.
Na het onderzoek worden de foto's geanalyseerd en beoordeeld door de radioloog. De uitslag zal uw behandelend arts tijdens een volgende afspraak met u bespreken.
  >> Lees de algemene VUmc folder over de MRI-scan

CT-scan (CLL)
CT-scans van hoofd, borst en buik kunnen worden gemaakt om een tumor te beoordelen en/of lymfklierzwelling vast te stellen. Tijdens dit onderzoek ligt u in een ringvormig apparaat. Er worden foto's in dwarsdoorsnedes van uw  lichaam gemaakt om een goed beeld te krijgen.

Afspraak
Uw behandelend (huis)arts belt met één van de
hematologen. Uw gegevens worden dan gefaxt, naar de specialist, naar het secretariaat
of naar de polikliniek hematologie. Daarna wordt er voor u een eerste afspraak
gemaakt op de polikliniek.

Behandelingen
CLL kan een zeer rustig beloop hebben. De ziekte kan
gedurende vele jaren aanwezig blijven zonder veel klachten en symptomen. 40%
van de patiënten waarbij de diagnose CLL is gesteld, heeft geen symptomen.
Indien de CLL klachten geeft, of snel progressief is, wordt behandeling
gestart.

De meest toegepaste behandelingen bij CLL zijn:
Chemo-immunotherapie bij chronische lymfatische leukemie
De behandeling bestaat uit een combinatie van middelen; meestal chemotherapie (bijvoorbeeld leukeran, fludarabine, cyclophosphamide) met of zonder immunotherapie (bijvoorbeeld rituximab, alemtuzumab of ofatumumab).

Er bestaan veel verschillende combinaties van chemo en immunotherapie die op verschillende momenten in het ziektebeloop kunnen worden ingezet. Ook is het soms mogelijk om dezelfde behandeling te herhalen als er een goede reactie is geweest.

Allogene stamceltransplantatie bij chronische lymfatische leukemie.
Bij jonge mensen en bij ziekte die niet goed reageert op chemotherapie en immunotherapie zal een allogene stamceltransplantatie overwogen worden. Bij een allogene stamceltransplantatie worden geen eigen stamcellen gebruikt maar stamcellen van een donor (broer of zus of een niet-familiedonor uit de beenmergbank) gegeven

Nazorg
Patiënten met een CLL blijven levenslang onder controle. Indien de ziekte na standaardbehandelingen weer actief wordt, zijn er diverse mogelijkheden om mee te doen aan studies naar nieuwe geneesmiddelen. Bij fase I onderzoek wordt met name gekeken welke dosering van de nieuwe middelen gegeven kan worden zonder ernstige bijwerkingen te geven. In fase II onderzoek wordt vervolgens naar het effect van deze middelen gekeken.
Gelukkig zijn er veel nieuwe middelen voor het CLL in ontwikkeling.