Elspeth Diederix fotografeert haar tuin: ‘Kijk toch hoe mooi, die bonte blaadjes!’

In de nieuwe PS-rubriek Vier jaargetijden van het Parool fotografeert en beschrijft beeldend kunstenaar Elspeth Diederix (50) wekelijks wat ze ziet in haar bloementuin. Op bezoek in The Miracle Garden in het Erasmuspark.

Jan Pieter Ekker12 april 2021, 7:01

“Zal ik je rondleiden?” vraagt Elspeth Diederix. Het is een mooie, zachte dag, eind maart. De zon staat hoog boven The Miracle Garden, haar 800 vierkante meter grote werkterrein/laboratorium/totaalkunstwerk in het Erasmus-park in Amsterdam-West. “Er is wel enige verbeelding vereist, want er bloeit nog niet zoveel. Straks is het allemaal heel hoog en vol, nu is het allemaal nog laag bij de grond. Zoals dit hier; hier komen straks oranje tulpen met lichtblauwe vergeet-mij-nietjes – een heel leuke combinatie.”

Diederix (Nairobi, 1971) studeerde aan de Gerrit Rietveld Academie (1990-1995) en de Rijksakademie van beeldende kunsten (1998-2000). In 2002 won de Amsterdamse kunstenaar-fotograaf de Prix de Rome met een serie stillevens van alledaagse voorwerpen. In 2018 won het Amsterdam UMC de Elisabeth van Thüringenprijs voor Diederix’ kunstwerk Flowerfields, bestaande uit grote foto’s van ­medicinale bloemen die in The Miracle Garden bloeien.

Haar liefde voor bloemen ontsproot toen ze in 2009 in de Witte de Withstraat een studio kreeg waar een flinke tuin aan vastzat. “Het was een nieuwe plek, waar je weer echt kijkt. Waar je weer dingen ziet. Als je de hele tijd dezelfde dingen ziet, dan zie je het niet meer. Maar daar gebeurde door de seizoenen elke keer iets anders. Ik probeerde wel controle uit te oefenen over de tuin, maar daar was ik destijds nog niet zo goed in. Het is ook helemaal niet zo makkelijk om een tuin te maken.”

Diederix ging een cursus tuinontwerpen doen, en vervolgens een hoveniersopleiding, en toen zat ze ‘helemaal in de plantenwereld’. In 2017 kreeg ze de kans om in het Erasmuspark, vlakbij haar huis, haar eigen tuin op te richten: The Miracle Garden. “Het was precies wat ik wilde: midden in de stad een tuin waarin ik bloemen kon zaaien en planten op ‘fotogeniciteit’ en waar iedereen naartoe kan. Die bloemwonderen ben ik op mijn manier gaan fotograferen: een beetje ensceneren, knippen en plakken en knutselen. Als ik zoiets bedenk, kan ik het ook maken. En die foto’s zette ik dan op Instagram en heb ik twee jaar lang op posterformaat verspreid door de stad.”

Vrijwilligers Diederix zet haar emmer met tuingereedschap weg en wijst naar de andere plantvakken. “Eigenlijk wilde ik het middelste vak, maar dat deed het veel te goed. Dit vak had problemen. Ik durfde het niet aan het hele vak om te ploegen, dus ik heb in mijn ontwerp veel dingen laten staan. Bangerd dat ik ben. Kijk, hier staat kogeldistel; die staat er nog omdat ik die wel leuk vind. Daar verderop stonden heel veel lelijke, oude geraniums en vrouwenmantel. Langzaam maar zeker komen er steeds meer andere, mooiere dingen tussen. Ik wil hier allemaal lathyrus laten groeien. En ik heb er wat witte schermbloemen tussen ­gezet. Elk jaar zaai ik weer veel te veel; straks komt er een periode aan waarin al mijn zaailingen groot zijn en uitgeplant moeten worden. Dan krijg ik het druk.”

Diederix heeft een contract voor vijf jaar, het vierde jaar is net ingegaan, maar ze heeft de hoop dat ze ook daarna kan doorgaan. Bij het onderhoud krijgt Diederix hulp van vrijwilligers, de meesten uit de buurt, die ze optrommelt via een appgroep. “Nu doe ik het meeste zelf. Elke week een paar uurtjes; een beetje wieden, kijken wat er allemaal opkomt, een paar foto’s maken… Kijk, hier komen allemaal salomonszegels op. Kijk toch hoe mooi, die bonte blaadjes! Daar ­komen lelietjes-van-dalen, maar dan een roze variant. En daar heb ik geloof ik irissen geplant, maar dat weet ik niet meer precies. Ik probeer het allemaal op te schrijven, maar soms vergeet ik het. En ik kan het ook niet altijd terug­vinden. Op mijn website staat een database met alles wat ik heb uitgeprobeerd in de tuin, volgens mij zijn het wel 400 soorten. Ik probeer heel georganiseerd te zijn, maar uiteindelijk is het toch een beetje rommelig.” Ze wijst naar de grond. “Dat is ook grappig: dit zijn allemaal zaailingen van de sieruien die ik hier heb staan.” Knabbelende ratten Ze ziet een man de tuin binnenstappen om een bloemetje te fotograferen en mompelt: “Je gaat toch niet midden in mijn tuin staan?” Dan: “Ze mogen er wel in hoor, maar ze moeten wel op de paden blijven. In mijn eerste ontwerp was er maar één ingang. Ik dacht: je loopt een rondje en gaat er weer uit. Maar dat werkte niet, dus heb ik meerdere toegangen gemaakt. En er zijn heel veel olifantenpaadjes ontstaan doordat mensen dwars door de tuin lopen.” Ze werpt nog een blik op de ongewenste indringer. “Ik kan het niet aanzien als mensen op mijn planten gaan staan. Soms zeg ik er wat van, maar je krijgt dan best vaak een grote mond terug; als je iets zegt over hun hond of hun kind worden mensen vaak boos. Dat vind ik moeilijk. Dus zeg ik vaak niks. Of ik ga gewoon naar huis.”

“Kom, ik laat je nog iets leuks zien,” zegt ze dan. “Ik had hier geweldige gele krokussen met een paars lijntje erop – superleuk, maar de ratten vinden krokussen blijkbaar lekker. Gelukkig vinden ze veel andere planten niet lekker; ­alle sneeuwklokjes blijven wél staan, net als de narcissen en tulpen… de ratten knabbelen alleen de krokussen op, gek toch? Die grijs-witte kardoen; die staat het hele jaar mooi te zijn. Zie je die dikke dingen die daar uit de grond komen? Dat is eremurus of Naald van Cleopatra; die worden heel hoog en krijgen een gekke pluim.”

Voor de sier “Hallo,” onderbreekt een jongeman haar, die langsloopt met zijn vriendin. “Mag ik iets vragen?” “Zeker,” antwoordt Diederix. “Wordt deze tuin beheerd door een groep mensen, of hoe werkt dit?” “Ik ben de kunstenaar-initiatiefnemer van dit kunstwerk, eeuh van deze tuin. Ik heb ’m aangelegd en onderhoud ’m met een groep vrijwilligers,” legt Diederix uit. “Ik dacht altijd dat het een moestuin was,” zegt de man. “Dat denken wel meer mensen,” antwoordt Diederix. “Er staan ook eetbare planten in, maar het is geen moestuin. Die palm en die kardoen zijn voor de sier en niet om te eten. Ik maak er foto’s van.”

“En dat werk exposeer je ergens?” wil de man nog weten. “Vanaf half april verschijnen ze in Het Parool. Ik fotografeer de hele tijd de nieuwe dingen die opkomen en voor de krant zoek ik elke week de mooiste foto uit. Zodat je kunt volgen wat er gedurende een jaar in de tuin gebeurt. En ik ga ook iets over de gefotografeerde plant vertellen wat veel mensen misschien nog niet weten.” Ze wijst naar mij. “Hij gaat er een stukje over schrijven.”

De twee hebben genoeg gehoord, groeten en lopen door. “De tuin heeft ook een website: miraclegarden.nl. En een Instagram: @miraclegardening,” roept Diederix de twee na. En tegen mij: “Nee, ze waren niet ingehuurd. Zo gaat het best vaak. De buurt komt hier samen. Ik wilde eerst niet aan deze kant, want hier zitten ’s zomers altijd de alcoholisten. Maar zij zijn ook blij met de tuin en omdat ze er ’s zomers bijna altijd zitten, zorgen ze voor sociale controle. Het is een megasociaal project, terwijl ik helemaal niet zo sociaal ben. Dat is best grappig, ja. Ik zou het zelf nooit hebben bedacht om een sociaal project te beginnen – dat is niet mijn natuur –, maar omdat het over planten gaat, vind ik het heel leuk.”

Zie ook themiraclegarden.nl