Transitie van preoperatieve screening van fysiek consult naar consult op afstand

Nico Feenstra, anesthesioloog en CMIO in het Meander Medisch Centrum, is afgestudeerd aan de master Health Informatics.

Is de situatie na de eerste Corona lockdown in 2020 permanent veranderd? Wat heeft het opgeleverd en wat moet er nog gebeuren?

Midden in een voorzichtig ingezette transitie naar zorg op afstand, moesten er begin 2020 opeens zo veel mogelijk mensen wegblijven uit het ziekenhuis. Het betekende dat de mensen die geopereerd gingen worden, op afstand door de pre operatieve screening moesten. Daar zijn vanaf het begin af vragen over geweest: kan dat wel? Missen we dan geen essentiële informatie? Worden er door omissies in het traject geen operaties op de operatiedag alsnog afgezegd? We hebben al zo weinig reguliere zorgcapaciteit. Zien patiënten en zorgverleners deze vorm van zorg überhaupt zitten?

Door middel van dataonderzoek naar uitval op de operatiedag, enquêtes bij zorgverleners en patiënten, en interviews heb ik gezocht naar antwoorden.

Vergeleken met het jaar vóór de lockdown in 2020, vonden er in het jaar erna niet méér operaties uit als gevolg van tekortkomingen in het preoperatieve proces. In beide periodes was er wel relatief veel uitval in de categorie “no show” en “ziek”.

Voor het onderzoek naar de motivatie om screening op afstand te gebruiken, is gebruik gemaakt van de Universal Theory of Acceptancy and Use of Technology, UTAUT. Zowel patiënten als zorgverleners waarderen screening op afstand en dit blijkt met name terug te voeren te zijn tot de psychologische constructs “Inspanningsverwachting”, “Vergemakkelijkende Condities” maar vooral “Hedonische Motivatie”. Zorgverleners hebben ook een hoge “Prestatieverwachting”.

Zorgverleners en patiënten waarderen ook het efficiënter werken als er bij kleine ingrepen en relatief gezonde mensen weinig te optimaliseren valt. Die efficientie zit vooral in het feit dat een extra ziekenhuisbezoek vermeden wordt. Bij complexere ingrepen en comorbiditeit maken beide groepen zich zorg over de volledigheid van de screening. Patiënten vragen letterlijk: “ben ik in beeld?”.

Voor de toekomst levert dit onderzoek op dat er een methode moet komen om te de screeningsmethoden af te stemmen op de behoeften van de patient en de verwachte winst van een uitgebreidere screening. Het op voorhand ophalen van informatie bij de patient en andere dosierdelen (huisarts en andere specialisten) kan daarbij enorm helpen.

Patienten kunnen zelf kiezen voor het moment en het tempo van voorlichting door middel van video en teksten in digitale screening. Dat geeft een enorme verbetering aan de “informeren” -component van het informed consent. Op dit moment schrijft de norm nog voor dat het informed consent tijdens fysiek contact tot stand moet komen. Deze twee zullen de komende tijd nog op elkaar afgestemd moeten worden.

Uitval op de operatiedag is maar een hele beperkte indicator voor het hele operatieve proces. Het gestandaardiseerd registreren van uitkomsten is een voorwaarde om betere grip te krijgen op de daadwerkelijke uitkomsten van het operatieve proces.

Ondanks dat dit onderzoek maar een klein deel van de gehele zorgketen in beeld bracht, heeft het mij inzicht gegeven in hoe zorgconsumenten en zorgverleners digitale transformatie ervaren en waarderen.