Colpectomie (vaginaverwijdering)

Wat houdt de colpectomie (vaginaverwijdering) in? Hoe bereidt u zich voor op uw operatie? Hieronder leest u over de gang van zaken rond de operatie, de risico’s van de ingreep en de postoperatieve periode na een colpectomie.

Over de colpectomie

De colpectomie is een operatie waarbij het weefsel van uw vagina wordt verwijderd. Bijvoorbeeld omdat u genderdysfore gevoelens ervaart met betrekking tot de vagina of omdat u last heeft van andere klachten. Wenst u een phalloplastiek met plasbuisverlenging? Dan is de colpectomie noodzakelijk om de kans op complicaties bij de plasbuisverlenging te verkleinen.

Samen in gesprek om te bepalen wat bij u past

Voor vermannelijking zijn diverse operaties en combinaties mogelijk rondom de genderbevestigende operaties. U kunt uiteraard ook voor kiezen voor geen operatie. Het is van groot belang om u goed te laten informeren, de keuzes voor de toekomst goed te overzien en in overleg met uw psycholoog en andere behandelaars van het Genderteam te bepalen wat het beste bij u en uw leven past. Het kan ook helpen om uw overwegingen te bespreken met uw naasten. Daarnaast kunt u de keuzehulp (GenderAid) raadplegen.

Vragen kunt u altijd bespreken met uw gynaecoloog van het Genderteam. De wachttijd tussen de uitleg over de operaties op de polikliniek en de operatie kan lang zijn, daarvan zijn we ons bewust. Weet dat u in de tussentijd welkom blijft met uw vragen!

De colpectomie versus andere operaties

De colpectomie hangt nauw samen met andere genderbevestigende operaties: in welke volgorde operaties plaatsvinden en hoe ze gecombineerd worden, heeft invloed op keuzemogelijkheden voor vervolgoperaties in uw transitietraject. Wat in uw geval de beste keuze is, bespreekt u met uw psycholoog of gynaecoloog van het Genderteam.

Colpectomie ter voorbereiding op plasbuisverlenging

Het verwijderen van de vagina wordt vaak gedaan ter voorbereiding op een plasbuisverlenging bij een metaïdoio- of phalloplastiek. De colpectomie is nodig om de kans om complicaties te verkleinen bij een toekomstige plasbuisverlenging.

Colpectomie in combinatie met baarmoederverwijdering

Is uw baarmoeder al verwijderd en wenst u een colpectomie? Dan wordt de vagina via de vaginaopening verwijderd (of met behulp van de operatierobot).

Als uw nog een baarmoeder (en eventueel eierstokken) heeft, wordt de colpectomie gecombineerd met een baarmoederverwijdering. Uw baarmoeder kan niet blijven zitten wanneer uw vagina wordt verwijderd. In deze combinatie is het mogelijk om de vagina en baarmoeder (eventueel incl. de eierstokken) te verwijderen met behulp van een operatierobot. De robot verkleint de kans op complicaties vergeleken met de vaginale verwijdering van de vagina.

Het is niet mogelijk om de verwijdering van vagina en baarmoeder in één ingreep te combineren met het verwijderen van de borsten; de operatie duurt dan te lang.

Voorbereiding op de operatie

Locatie van de operatie

Waarschijnlijk vindt de operatie plaats in een van de klinieken die bij het Genderteam is aangesloten. Als er medische of psychologische redenen zijn, dan wordt u op locatie VUmc geopereerd.

Hormoongebruik

U kunt gewoon doorgaan met het gebruik van het mannelijke hormoon testosteron. Ook de dosering hoeft u niet aan te passen. Zo nodig kunnen we u wel vragen tijdelijk te stoppen met andere medicatie, zoals bloedverdunners, of de dosering ervan aan te passen; u krijgt hiervoor instructies van uw behandelaar of de anesthesist.

Roken

We adviseren u nadrukkelijk om ten minste 3 maanden voor de operatie te stoppen met roken. Roken geeft meer kans op wondinfecties en vertraagt de wondgenezing. Een goede wondgenezing is van groot belang bij de operatie, want dat verkleint kans op een nabloeding of infectie. Voor verdere genitale chirurgie opereren we alleen mensen die zijn gestopt met roken.

Consult urologie

Voordat de colpectomie wordt verricht wordt uw plasfunctie beoordeeld door een uroloog op de polikliniek. Zes tot acht weken na de colpectomie controleert de uroloog nogmaals of u goed kunt plassen.

Consult bekkenfysiotherapie

Voorafgaand aan de colpectomie zal een van onze bekkenfysiotherapeuten uw bekkenbodemspieren beoordelen. Bekkenbodemspieren hebben invloed op onder andere het plassen, ontlasten en seksuele activiteiten. Wanneer u de bekkenbodemspier aanspant kunt u uw plas en ontlasting ophouden. Omgekeerd moet u de spieren juist ontspannen tijdens plassen en ontlasten.

Na een colpectomie kan de spanning en het gevoel in de bekkenbodemspieren veranderen. Om plas- en ontlastingsproblemen te voorkomen is het belangrijk om controle te krijgen over uw bekkenbodemspieren. De bekkenfysiotherapeut kan u hierbij helpen.

Tijdens de afspraak zal de bekkenfysiotherapeut u uitleg geven over de bekkenbodem en u een aantal vragen stellen. Daarna zal de bekkenfysiotherapeut kijken naar het perineum (de huid tussen de vagina en anus) terwijl u de bekkenbodemspieren aan- en ontspant. Indien nodig krijgt u tips en/ of oefenen om de bekkenbodem te ontspannen.

Als u na de operatie nog klachten heeft die worden veroorzaakt door de bekkenbodemspieren, zal de gynaecoloog u opnieuw verwijzen naar de bekkenfysiotherapeut. Tussendoor kan u voor vragen altijd contact opnemen met een van onze bekkenfysiotherapeuten via de polikliniek Plastische chirurgie.

Informatiebijeenkomst (groepsconsult)

Wilt u meer weten over genitale operaties, dan kunt u een informatiebijeenkomst van het Genderteam bijwonen. Die vinden meerdere malen per jaar (digitaal) plaats. Tijdens deze bijeenkomst leggen medewerkers van Plastische chirurgie en Gynaecologie u uit wat de mogelijkheden zijn, welke impact de operaties hebben en welke complicaties kunnen optreden. Zo kunt u een weloverwogen keuze maken.

Zorgverzekering

Op het moment van dit schrijven wordt de colpectomie vergoed door de zorgverzekering. Dat kan veranderen, want zorgverzekeringen hebben het recht om zelf hun voorwaarden aan te passen. Neemt u daarom bij twijfel altijd contact op met uw zorgverzekeraar.

De operatie en operatietechnieken

Het verwijderen van de vagina kan op twee manieren:

  1. Een robot geassisteerde kijkoperatie: combinatieoperatie (vagina, baarmoeder en indien gewenst eierstokken);
  2. Vaginale operatie: als de baarmoeder al verwijderd is, kan de vagina via de vagina verwijderd worden.

1. Een robot geassisteerde kijkoperatie

Het verwijderen van de vagina wordt niet met een gewone kijkoperatie gedaan, maar met behulp van de Da Vinci-robot. Voordelen van een kijkoperatie met deze techniek zijn met name de nauwkeurigheid, de kleine sneden en minder bloedverlies.

Voor deze ingreep worden er vijf kleine sneetjes (kleiner dan 1 centimeter) in de buik gemaakt. De chirurg zit naast de robotarmen en bestuurt deze zelf. Eerst wordt de baarmoeder losgemaakt en indien gewenst de eierstokken. Als deze los zijn, worden ze via de vagina verwijderd. Daarna zal de vagina van binnen naar buiten worden losgemaakt en verwijderd. Hierbij wordt rekening gehouden met de blaas, de urineleiders en de darm die vlak tegen de vagina aan liggen.


2. Vaginale operatie

Als de baarmoeder al verwijderd is, kan de robottechniek niet worden toegepast. De vagina moet dan via de vaginaopening worden verwijderd. De vagina wordt dan van binnen naar buiten losgemaakt. Deze techniek heeft meer kans op complicaties dan de robottechniek (zie onder).


Extra informatie over de operatie (beide technieken)

U wordt onder algehele narcose gebracht. Daarna wordt er via de plasbuis een slangetje in de blaas ingebracht (de katheter). Een dag na de operatie wordt de katheter weer verwijderd; dit wordt over het algemeen niet als pijnlijk ervaren.

Als de vagina is verwijderd, blijft er van binnen een wondoppervlak achter op de plek waar de vagina zat. Hier wordt wat weefsellijm in gelegd, om het bloeden te verminderen. Soms is het nodig om een gaas in te brengen om het bloed te stelpen. Deze wordt in principe de dag na de operatie verwijderd.

Het weefsel tussen de plasbuis en de anus (het perineum) wordt met sterke hechtingen gesloten. Vervolgens wordt ook de huid gesloten. Vlak onder de plasbuis blijft een kleine opening, zodat u normaal kunt blijven plassen. Via deze opening wordt in de weken na de operatie ook eventueel bloed en wondvocht afgevoerd. Heel soms is het nodig om een slangetje in de vagina achter te laten (een drain) die na drie dagen verwijderd wordt.

Een klein stukje van de vagina kan niet worden verwijderd tijdens de operatie, omdat de plasbuis daar uitkomt. De vagina is daarom na de operatie toegankelijk voor ongeveer 1 vingerkoortje. Deze opening wordt dichtgemaakt als u een plasbuisverlenging ondergaat.

Complicaties en risico's tijdens en na de operatie

De gynaecoloog weet wat er voor nodig is om onbedoelde medische problemen (‘complicaties’) zo veel mogelijk te voorkomen. Toch kunnen ze zich voordoen. Hoe groot de kans op complicaties is, hangt samen met uw gezondheid en de gebruikte techniek. Bij de vaginale verwijdering is de kans op complicaties tussen de 30 en 40 procent. Bij de robot-techniek ligt dit rond de 20 procent. Het grootste deel van deze complicaties is mild, maar sommige complicaties kunnen ernstig zijn.

  • Pijn na de operatie. Pijn is in principe geen complicatie. Voor een deel hoort het bij de operatie en is pijnstilling altijd nodig. Houd er rekening mee dat lopen en zitten langere tijd pijnlijk kan zijn ('zadelpijn'), als gevolg van het sluiten van de huid tussen anus en plasbuis. Dit kan wel tot zes weken na de operatie aanhouden. Mocht de pijn zeer hevig zijn, dan kunnen de hechtingen eventueel worden verwijderd.
  • (Na)bloeding tijdens of na de operatie. Bloed- en vochtverlies tijdens de ingreep is normaal. Maar bij veel bloedverlies noemen we dat een complicatie. Dan is er soms een bloedtransfusie nodig. Ook ná de operatie (ook thuis) kan een bloeding optreden. Soms is er een nieuwe operatie nodig om de bloeding te stoppen. Soms is het nodig om een gaas in te brengen tegen het bloeden.
  • Infectie. De vaginawond kan geïnfecteerd raken. Een infectie kan al in het ziekenhuis optreden. Soms kan dit verholpen worden met antibiotica, soms is een operatie nodig om de infectie te verhelpen.
  • Fistel. In zeldzame gevallen ontstaat er een verbinding tussen blaas of darm en de vaginaholte, dit noemen we een fistel. Soms is hier een extra operatie voor nodig om deze fistel te verwijderen.
  • Trombose. Bij elke operatie bestaat er een licht verhoogd risico op trombose (een bloedpropje in een bloedvat). U kunt het risico hierop verkleinen door (zodra mogelijk) in beweging te komen na de operatie en niet alleen maar stil in bed te blijven liggen. Ook krijgt u in het ziekenhuis medicatie om dit te voorkomen.
  • Beschadiging aan blaas, darm of urinewegen. Tijdens de operatie kunnen de blaas, darm en urinewegen beschadigd raken. Als dit tijdens de operatie wordt opgemerkt, wordt dit zo mogelijk direct hersteld. Soms is een aparte operatie nodig. Bij een beschadigde blaas krijgt u een urinekatheter mee naar huis, die tenminste zeven dagen blijft zitten. Schade aan de darm is zeer zeldzaam.
  • Moeilijk te legen blaas (retentieblaas). Het kan zijn dat de blaas zich na de operatie niet goed kan legen. In dat geval krijgt u opnieuw een blaaskatheter, soms voor een langere tijd. De blaas herstelt zich over het algemeen volledig.
  • Blaasontsteking. De blaaskatheter die wordt gebruikt tijdens de ingreep kan soms zorgen voor een blaasontsteking. Vermoedt u dat u een blaasontsteking heeft opgelopen, neem dan contact op met uw behandelaar of uw huisarts.

Opname in het ziekenhuis

Uw opname in Amsterdam UMC, locatie VUmc duurt 2 tot 3 dagen. U wordt opgenomen op verpleegafdeling 4B of de Medisch Psychiatrische Unit (MPU).

Amsterdam UMC, locatie VUmc

Algemene informatie over de opname, de voorbereiding op de opname, het verblijf in het ziekenhuis en de faciliteiten op locatie VUmc vindt u op onze website in de brochure Welkom bij Amsterdam UMC, locatie VUmc. Deze brochure is ook te verkrijgen op de afdeling en bij het Servicecentrum patiënt & zorgverlener (in de hal van de polikliniek).

Dag van de opname

U wordt u op de operatiedag zelf of een dag eerder verwacht op de verpleegafdeling 4C van locatie VUmc. Als uw operatie vroeg staat gepland, komt u al de dag van tevoren. Op de verpleegafdeling wordt u ontvangen door de verpleegkundige. De verpleegkundige, de zaalarts en soms een coassistent, stellen u nog een aantal vragen. U wordt geïnformeerd over de opname en er wordt bloed afgenomen.

Tijdens uw opname krijgt u een injectie met bloedverdunners om trombose te voorkomen en een klein klysma (darmspoeling) om de darm te legen. Na middernacht (24.00 uur) uur mag u niet meer eten of drinken.

Dag van de operatie

U krijgt een operatiejas aan. Onder deze jas mag u ondergoed of sokken aanhouden. Sieraden, piercings en gebitsprothesen of gebitsplaatjes moet u uitdoen. Ook krijgt u speciale steunkousen om het risico op trombose te verkleinen.

Houdt u zich alstublieft aan onderstaande regels over eten en drinken op de dag van de operatie:

Regels over eten en drinken op de dag van de operatie Regels over eten en drinken op de dag van de operatie

Na de operatie

Na de operatie wordt u wakker op de uitslaapkamer. Als u goed wakker bent, wordt u teruggebracht naar de afdeling. U heeft deze dag na de operatie bedrust. De chirurg belt uw contactpersoon om te vertellen hoe de ingreep verlopen is.

Katheter

Als u wakker wordt, heeft u een urinekatheter in de blaas. Deze wordt de volgende dag verwijderd. U wordt dan gevraagd te gaan plassen. Na het plassen wordt er met een blaasecho (bladderscan) gekeken of u goed heeft uitgeplast. Als de blaas zich niet goed kan leegmaken, krijgt u soms opnieuw een katheter om te voorkomen dat de blaas beschadigt door uitrekking. Deze katheter houdt u gedurende 1 week. Daarna wordt de katheter verwijderd op afdeling 1B Kort verblijf. Dat betreft een dagopname. U krijgt hiervoor een afspraak mee.

Inwendig gaas en drain

Het kan gebeuren dat u wakker wordt met een inwendig gaas tegen het bloeden. Deze kan waarschijnlijk de volgende dag verwijderd worden.
Soms wordt er ook een drain aangebracht op de plek waar de vagina zat. De drain voert het vocht af. Deze blijft waarschijnlijk tot drie dagen na de operatie zitten; u kunt hiermee gewoon naar huis. De verpleegkundige controleert dagelijks hoeveel bloedverlies u nog heeft.

Ontlasting

Als de ontlasting weer op gang komt, kan dit in het begin onprettig of pijnlijk voelen. Probeer de ontlasting niet op te houden uit angst hiervoor, want dat maakt het vaak alleen maar erger. Als de ontlasting erg hard is, of u moet er erg voor persen, vraag dan aan het ziekenhuis een laxeermiddel om de ontlasting wat soepeler te maken.

Pijn

De operatie wordt vaak als pijnlijk ervaren; u krijgt daarvoor passende pijnstilling. Daarnaast krijgt u fraxiparine, een medicijn om trombose tegen te gaan.

Naar huis

De gynaecoloog komt bij u langs om te vertellen hoe de ingreep is verlopen. U mag de dag na de operatie naar huis, tenzij de gynaecoloog besluit dat u nog langer in het ziekenhuis moet blijven om een medische reden.

Bij ontslag

Bij uw ontslag krijgt u recepten mee voor pijnstilling en zo nodig voor andere medicatie (bijvoorbeeld laxeermiddelen). Heeft u een katheter of drain, dan krijgt u daarvoor verzorgingsmateriaal mee.

Zes weken na de operatie plannen we een controleafspraak in. In principe is dat een videoconsult, zodat u niet naar het VUmc hoeft te reizen. Alleen als u klachten heeft, kan het nodig zijn om langs te komen.
Zes tot acht weken na de operatie heeft u een vervolgafspraak op de polikliniek Urologie, om na te gaan wat het effect van de operatie is op de plasfunctie.

Thuis en nazorg

Veelvoorkomende klachten

Eenmaal weer thuis, hebben sommige mensen pijnklachten bij het lopen en zitten. Dat is passend bij normaal herstel. U krijgt goede pijnstillers. Andere veelvoorkomende klachten zijn afscheiding/(helder) vocht, bloedverlies en vermoeidheid. Dit kan tot 8 weken na de operatie duren, maar soms ook wat langer. Heeft u andere klachten? Die kunnen soms wijzen op abnormaal herstel. Raadpleeg de lijst met alarmsignalen.

Alarmsignalen

Bent u thuis en merkt u een van onderstaande verschijnselen op? Dat kunnen signalen zijn die wijzen op abnormaal herstel. Bij deze alarmsignalen is het goed om direct contact met ons op te nemen, ook als u in een ander ziekenhuis geopereerd bent.

  • Koorts: een rectale (= via de anus gemeten) temperatuur hoger dan 38 graden.
  • Acute hevige pijn: het is normaal om wat pijn te hebben; soms wat stekende pijn in de onderkant is ook normaal. Maar als de pijn plotseling enorm toeneemt, neem dan contact met ons op.
  • Vieze afscheiding: wat gelige en transparante afscheiding is normaal. Dat is wondvocht. Maar als u vaginaal pusachtige afscheiding heeft, neem dan contact met ons op.
  • Ruim bloedverlies: het is normaal om wat bloedverlies te hebben na de ingreep. Dit is in de regel een enkel verbandje per dag. Als het bloedverlies plotseling erg toeneemt of ineens weer helderrood wordt, dan is dat niet normaal. Neem dan ook contact met ons op.
  • Aandrang zonder urine: als u regelmatig aandrang heeft om te plassen, maar op het toilet komt er geen of nauwelijks urine, dan kan het zijn dat de blaas zich niet goed kan legen. Doet zich dit vaker voor en kunt u maar weinig plassen op een dag, neem dan contact met ons op.

De eerste 6-8 weken: rustig aan, niet zwemmen

Om de wond goed te laten genezen, adviseren we u om gedurende de eerste 6-8 weken niet zwaar te sporten of zwaar te tillen. Voor zover uw pijn en energiepeil het toelaten, kunt u het gewone bewegen steeds een beetje verder uitbreiden.

Zolang u bloedverlies heeft (2-6 weken na de operatie) mag u niet zwemmen, in bad of naar de sauna. Douchen mag wel.

Medicatie en pijnstilling

Was u op ons advies met bepaalde medicatie gestopt voor de operatie, dan kunt u die nu weer gewoon innemen (tenzij anders met u is besproken). Zodra u weer in staat bent uit bed te komen, zijn de tromboseprikjes niet meer nodig. In sommige gevallen krijgt u van ons de eerste week na de operatie een kuur antibiotica om de kans op een infectie te verkleinen. Pijnstilling krijgt u in de vorm van paracetamol en diclofenac (als u niet allergisch bent). Misschien krijgt u hier een medicijn bij om uw maag te beschermen.

Hechtingen en pleisters

Over het algemeen worden oplosbare hechtingen gebruikt. Het kan toch enige tijd duren voordat de hechtingen volledig zijn opgelost, daarom mag u na een week uitwendige hechtingen op de buik laten verwijderen bij de huisarts indien er jeuk of irritatie is. Zolang er nog wondvocht uit de wondjes komt, is het verstandig een pleister of een gaasje aan te brengen. Als de wondjes droog zijn, is dit niet meer nodig. Als de vagina nog aanwezig is, kunt u na enkele weken soms een hechting via de vagina verliezen. Hierover hoeft u zich niet ongerust te maken.

Plasklachten

Na een baarmoederverwijdering kunnen soms plasproblemen ontstaan, zoals moeite hebben met het ophouden van urine. Dit komt doordat de blaas tijdens de operatie wordt losgemaakt van de baarmoeder. Deze plasklachten gaan bijna altijd vanzelf over. Uw plasfunctie wordt voor en na de operatie gecontroleerd door de uroloog.

Seksualiteit

Het advies is om de eerste zes weken na de operatie geen seksuele gemeenschap te hebben en geen tampons te gebruiken. Er is echter niets op tegen om seksueel opgewonden te raken of te masturberen.
Bij sommige personen verandert de seksuele beleving na het verwijderen van de baarmoeder. Soms in positieve zin, zoals minder pijn bij het vrijen. Maar soms zijn er veranderingen in negatieve zin, zoals minder zin in vrijen, verminderde gevoeligheid in het gebied rond de vagina of veranderingen in het orgasme (klaarkomen).

Vragen en contact

Kennis- en Zorgcentrum Genderdysforie

Telefoon: 020 - 444 0542 (op werkdagen van 09.00-12.00 en 13.00-16.00)
Fax: 020-4445254
E-mail: genderteam-poli@amsterdamumc.nl

Bent u bij ons in behandeling dan kunt u ook een bericht sturen via het patiëntenportaal Mijn Dossier.